Je kunt de Groninger jonker Johan Willem Ripperda (1682-1737) van alles noemen: een opportunistische gelukszoeker, een ambitieuze staatsman, een avonturier. Een saai leven heeft hij in ieder geval niet gehad, dat staat vast. In de 55 jaren die Ripperda op deze –voor hem te kleine– aardbol heeft rondgelopen, heeft hij het geschopt tot afgevaardigde naar de Staten-Generaal, tot Nederlands ambassadeur in Spanje, tot eerste minister van het Spaanse hof, tot minister en generaal in dienst van sultan Abdallah van Marokko – en zelfs bijna tot het koningschap in Corsica. Ripperda is in ieder geval twee keer (waarschijnlijk drie keer) van geloof veranderd en stierf uiteindelijk roemloos en berooid in een Marokkaanse goot. Nee, doorsnee was hij niet.
Het is de historicus Sytze van der Veen die deze Ripperda de aandacht heeft gegeven die hij verdient. Ripperda was hij eigenlijk in vergetelheid geraakt, totdat van der Veen zich verdiepte in deze gekke Groninger. Er kwam een uniek verhaal naar voren over een charmante man met een bovengemiddelde hoogmoedsdrang. Van der Veen vertaalde zijn bevindingen in het maar liefst 677 bladzijden tellende werk Een Spaanse Groninger in Marokko: de levens van Johan Willem Ripperda (1682-1737). Gezien Ripperda’s levensverhaal, is de omvang van het boek begrijpelijk. Er is inmiddels ook een beknoptere versie in omloop, het 112 pagina’s tellende Johan Willem Ripperda: de man die geen koning werd van Corsica. Door de intrigerende inhoud, maar ook de ironische toon en scherpe pen van de auteur is het een echte aanrader. De rest van dit verhaal is dan ook gebaseerd op van der Veen’s werk.
Johan Willem in de Ommelanden
Johan Willem Ripperda kwam in het jaar 1682 te wereld in of nabij Oldehove, dat toen onder de Ommelanden viel. Hij werd geboren in een katholieke familie van hoofdelingen. Ooit bestond dit, van oorsprong Oost-Friese, geslacht uit invloedrijke baronnen. Wegens hun katholieke geloof was deze tak van de Ripperda’s echter afgezakt tot een soort landadel. Ripperda kreeg wel de adellijke titel ‘jonker’, maar dit stelde niet veel voor. Bezittingen waren er vrijwel niet; en macht en invloed heel marginaal. Kortom: gezien de sociale omgeving waarin hij opgroeide, had de jonge Johan Willem eigenlijk maar weinig vooruitzichten.
Toch besloot Ripperda al snel dat hij niet gemaakt was om zijn leven te slijten als landjonker. Hij wilde de politiek in. Er waren echter twee grote belemmeringen: Ripperda hing het katholieke geloof aan en had geen middelen. In 1704 rekende Ripperda in één keer af met deze obstakels: hij trouwde een rijk protestants meisje en zwoer zijn eigen geloof af. Dit zou niet de eerste keer zijn dat hij zich bekeerde voor pragmatische redenen. Ripperda kon fantastisch overweg met zijn schoonmoeder. Van haar kreeg hij genoeg geld toegestopt om zijn politieke ambities voort te zetten. Hoewel de aard van de relatie tussen Ripperda en zijn schoonmoeder niet helemaal duidelijk is, weten we wel dat Ripperda en zijn eigen vrouw het niet zo op elkaar hadden.
Enfin – de inmiddels protestantse Ripperda kon toetreden tot de Staten van Groningen en maakte gelijk furore doordat hij een slinks plan in werking zette. In 1708 wilde Johan Willem Friso zich namelijk tot stadhouder laten erkennen door de staten van Stad en Lande. De stad was voor erkenning maar de Ommelanden tegen. Ripperda steunde als één van de weinige Ommelander jonkers Johan Willem Friso. Met geleend geld van de stad kocht hij in het Humsterland zoveel mogelijk landhuizen en grote boerderijen op, zodat hij via stromannen binnen de Ommelander afvaardiging de stemmen kon beïnvloeden. De stad leende hem enorme bedragen, maar wel met resultaat: het plan slaagde en Johan Willem Friso werd erkend als stadhouder van Stad en Lande.
Johan Willem in Den Haag
Ripperda was zelf ook nogal onder de indruk van zijn slimme optreden en vond Stad en Lande al snel een maatje te klein. Met enige overtuigingskracht wist hij zich te laten verkiezen tot afgevaardigde voor de Ommelanden naar de Staten-Generaal. Omdat de Staten-Generaal in die periode niet bepaald fan waren van de Friese stadhouders, liet Ripperda zijn loyaliteit aan Johan Willem Friso varen en nam voor het gemak een anti-stadhouderlijke positie in. Hierdoor werd de stad Groningen achterdochtig en begon te twijfelen aan Ripperda’s betrouwbaarheid. De stad eiste daarom terugbetaling van de verstrekte leningen. Dat geld had Ripperda natuurlijk niet, dat was al lang en breed verdwenen. Deze financiële kwestie bracht zijn positie in de Staten-Generaal hevig in gevaar.
Faillissement dreigde. Ripperda had niet alleen grote bedragen geleend voor ‘politieke zaken’, maar ook voor zijn luxueuze levensstijl in Den Haag. In 1713 was de situatie zo ernstig dat Ripperda niet meer mocht toe treden tot de Staten-Generaal. Maar hij had geluk – omdat Stad en Lande hem liever kwijt en rijk waren, mocht hij de positie van gezant naar Madrid innemen. Na de oorlog waren de diplomatieke relaties tussen de Republiek en Spanje namelijk hersteld en was er een soort ambassadeur nodig. Aangezien hem de grond in de Nederland te heet onder de voeten werd, vertrok Ripperda in 1715 snel richting het zuiden. Zijn vrouw en drie kinderen liet hij achter. Ripperda’s schoonmoeder stond garant voor de afbetaling van de schulden. Terwijl Ripperda interessant kon lopen doen in Spanje, mocht zijn schoonfamilie zijn financiële troep opruimen.
Johan Willem in Spanje
In Spanje was het beter om katholiek te zijn, dus bekeerde Ripperda zich weer terug tot het katholicisme. De daaropvolgende jaren hield hij zich bezig met het doordringen tot de binnenste cirkels van het Spaanse hof. Zien en gezien worden, daar hield Ripperda wel van. Enkel toen zijn vrouw en schoonmoeder kort na elkaar overleden in 1717, kwam hij nog even terug naar Nederland (om zijn kinderen te halen, niet uit respect voor zijn schoonfamilie).
Eenmaal terug in Spanje hertrouwde hij snel en wist hij de gunst van koning Filips V en koningin Elizabeth te winnen. In 1725 nam hij deel aan een belangrijke geheime missie naar Wenen, waar hij het Verdrag van Wenen tot stand wist te brengen. Dit verdrag voorzag in een overeenkomst tussen keizer Karel VI van het Heilige Roomse Rijk en koning Filips V van Spanje, waarbij het keizerrijk Oostenrijk alle aanspraken op de Spaanse troon opgaf. Eenmaal terug in Spanje werd hij tot het hertogdom verheven. Tevens werd hij op eigen verzoek ook tot eerste minister benoemd.
Maar helaas, all good things come to an end. Het verdrag van Wenen bleek een jaar later toch geen succes te zijn. Ripperda had vijanden gemaakt en had in Wenen een dubbelspel gespeeld. Op 14 mei 1726 riep de koning de nietsvermoedende Ripperda bij zich, en als gevolg verloor Ripperda zijn positie aan het hof. Ripperda raakte in een diepe depressie. Paniekaanvallen, huilbuien. Hij wist wat er kwam. Ripperda werd beschuldigd van hoogverraad en in een Spaanse onderaardse gevangenis gegooid.
Maar Ripperda zou Ripperda niet zijn als hij niet een oplossing wist te vinden. Met behulp van het door hem bezwangerde dienstmeisje Josepha Francisca Ramos kon hij in 1828 ontsnappen uit de gevangenis, en via Ierland en Engeland weer terug reizen naar Nederland.
Johan Willem in Noord-Afrika en Corsica
Na drie jaren in het veilige doch, voor hem, saaie Nederland hield Ripperda het weer voor gezien. Op zoek naar wat exotischer avonturen, stapte hij in 1731 aan boord van een schip dat hem, Josepha, de kinderen en nog wat anderen naar Marokko zou brengen. Waarschijnlijk probeerde hij de schuldeisers in Nederland te ontlopen. Hoe dan ook, het duurde niet lang en Ripperda duikt op als minister en generaal in dienst van sultan Abdallah van Marokko. Op advies van Ripperda verklaarde Marokko de oorlog aan Ripperda’s oude werkgever Spanje. Het Marokkaanse leger werd echter door het Spaanse leger verslagen en uit angst voor een boze sultan (en een herhaling van zijn Spaanse nachtmerrie) sloeg Ripperda weer op de vlucht.
Hij verbleef een tijdje in Tunis. Vanuit daar wilde hij de nieuwe koning van Corsica worden. Waarom ook niet? Dat idee werd hem voorgeschoteld door een andere avonturier en opportunist, Theodor von Neuhoff. Deze man beloofde Ripperda de kroon van Corsica, en daarom nam Ripperda deel aan een militaire expeditie. Deze verliep niet volgens plan en uiteindelijk zou von Neuhoff zelf met de eer strijken.
Johan was boos op Theodor en wilde niets liever dan vertrekken. Inmiddels waren de verhoudingen in Marokko gestabiliseerd en werd Ripperda gevraagd terug te komen. Moegestreden kwam hij daar aan. Uiteindelijk legde hij, na een kort maar fascinerend leven, in 1737 in Marokko het loodje.
Laten we hem niet vergeten, deze bijzondere Groninger. Wat vindt u dat we van deze Johan Willem Ripperda kunnen leren?
© Sanne Meijer, 2016
Dit bericht verscheen eerder op 14 juni 2016.