In mijn verhalenserie ‘Van Lauwerszee tot Dollard tou’ maak ik een fietstocht langs de Groninger zeedijk. Op deze manier ontdek ik beetje bij beetje het Groninger kustgebied en de prachtige plekken en bijzondere verhalen die daar te vinden zijn. Inmiddels ben ik aanbeland bij het elfde en laatste deel van deze serie: het Reiderland.
De kerktoren van Termunten wordt kleiner en kleiner tot die niet meer dan een puntje aan de horizon is. Termunten was het laatste dorpje dat ik zal tegenkomen tijdens mijn tocht langs de Groninger kustlijn. Ik ben bezig met mijn laatste etappe, waar ik de dijken langs de Dollard volg tot aan de Duitse grens. Vanaf nu begint pas écht de leegte, de stilte, de weidsheid.
De Punt van Reide is een schiereilandje dat tussen de Dollard en de Eems ligt. Deze smalle landtong is nog over van wat ooit een brede oeverwal van de Eems was. De Punt van Reide is nu een natuurgebied en bestaat uit kwelders en wierden, waarboven grijze vogels zweven. Ook kun je hier in het juiste seizoen goed zeehonden spotten. Ooit was de Punt zo breed dat er twee dorpjes op lagen: Oosterreide en Westerreide. Die zijn inmiddels lang en breed verdwenen. Oosterreide was een belangrijke marktplaats waar, vanwege de strategische ligging, veel handel werd gedreven. Er waren tevens een klooster en een borg te vinden. Maar de stormvloeden waren niet te handhaven. Samen met tweelingdorp Westerreide verdween het in de zestiende eeuw in de golven. Oosterreide en Westerreide zijn daarmee twee van de vele gehuchten, dorpen en zelfs steden die de Dollard heeft opgeslokt. Dit wordt het verdronken Reiderland genoemd.
Het Reiderland is een landstreek in het grensgebied van Nederland en Duitsland, min of meer rondom de Dollard. Vóór het doorbreken van de dijken liep de kustlijn vanaf de Punt van Reide naar Emden. Daaromheen lagen wierdedorpen. Toen de stormvloeden toesloegen en de dijken braken, werden steeds meer dorpjes in de golven verzwolgen.
Vanaf de Punt van Reide fiets ik de Polder Breebaart in, het laatst ingepolderde stukje land van Nederland. Hier komen de meest prachtige en bijzondere vogels voor. Terwijl ik langs het water en de dijken fiets overvalt mij de rust. Ik hoor de wind, ik hoor de vogels, maar verder niets. Bij de polder ligt het markante gehucht Dallingeweer. Ooit vormde Dallingeweer een zelfstandig dorp, met een eigen rechtsstoel. Bij het gehucht lag destijds een huis of een kapel met de naam Kapellenheem. Aan het einde van de zestiende eeuw woonde hier de profeet Jarfke. Deze beste man voorspelde dat de inwoners van de wierden rondom de Eems en de Dollard het tot ondergang gedoemde Reiderland weer terug zouden krijgen. Dat was natuurlijk gunstig nieuws. Inmiddels zijn we vierhonderd jaar verder en we wachten er nog steeds op.
In Jarfke’s tijd was Dallingeweer trouwens bijzonder populair vanwege een kabouter die zich daar schuil hield in een hoop mest. De kabouter deelde Jarfke’s optimisme helaas niet. In tegendeel, de kabouter voorspelde de grootste rampen. Het nieuws dat een klein mannetje met puntmuts apocalyptische visioenen had, verspreidde zich al snel. Mensen kwamen van heinde en verre om de kabouter te bekijken. Velen van hen reisden te voet. Helaas kwamen de bezoekers, na dagen onderweg te zijn geweest, tot de teleurstellende de ontdekking dat alleen kinderen de kabouter konden zien…
Een profeet en een kabouter die in dezelfde tijd in hetzelfde kleine gehuchtje woonden. Ik gok dat dit niet héél vaak voorkomt. Maar ja, in Groningen kan alles.
Vanuit Dallingeweer fiets ik het grote niets is. Hier ben je ruim 17 kilometer alleen met de polders, je gedachten en de wind. De eerste polder is de Johannes Kerkhovenpolder. De polder is genoemd naar de Amsterdamse bankier Johannes Kerkhoven, die de gronden had gekocht. Er werd pas begonnen met de inpoldering na zijn dood, in de jaren 1875-1876. Om geld te besparen, was er niet genoeg klei gebruikt. Dit had duidelijke consequenties: in 1883 was de dijk al driemaal overstroomd. Uiteindelijk werd toch maar besloten een nieuw stuk dijk aan te leggen. Dat werkte. Nu is de polder een uitgestrekt akkerland met enkele boerderijen.
De aangrenzende Carel Coenraadpolder is de meest noordoostelijk gelegen polder van Nederland. Kilometers fiets ik, zonder een mens tegen te komen. Akker na akker. Bieten, graan en aardappelen. De landbouwgronden vormen een kleurrijk panorama. En dan ineens een bosje. Een klein, groen bosje. In elke andere omgeving zou ik het niet opgemerkt hebben – maar hier, in dit lege en vlakke polderlandschap, is het bosje als een enorme waterplas in de woestijn. Het hoort er niet, het doet vreemd aan. Ik trap op de rem.
Dit stukje begroeiing wordt in de volksmond het Ambonezenbosje genoemd. Ooit stonden op de plek van het bosje barakken. In de vroege jaren veertig van de vorige eeuw verbleven hier de slikwerkers. Zij moesten echter plaats maken voor de Duitsers, die de barakken tussen 1942 en 1945 gebruikten voor hun Batterie Dollart Süd. Na de oorlog werd het een interneringskamp voor NSB’ers. Tussen 1945 en 1950 werd dit kamp geleid door een berucht oud-politieman, die in 1950 de cel in moest wegens mishandeling van gevangenen. Toen alle misstanden uiteindelijk aan het licht kwamen, werd het interneringskamp gesloten. Na deze gitzwarte bladzijde werd het kamp tussen 1953 en 1961 gebruikt voor de tijdelijke opvang van ongeveer driehonderd Ambonezen – vandaar de naam. In 1962 werden de barakken afgebroken en het huidige bosje aangelegd. Het vroegere Duitse munitiedepot is inmiddels omgebouwd tot vakantiewoning.
Ik fiets verder, steeds weer verder. En dan opeens ben ik er. Nieuwe Statenzijl, het eindpunt van mijn fietstocht. Na kilometers van polders, akkerlanden en groene dijken kom ik aan bij een soort haventje met enkele huizen eromheen. Maar het is het grote sluizencomplex dat in het oog springt. De sluizen zorgen ervoor dat overtollig water via de Westerwoldse Aa naar de Dollard afgevoerd kan worden. Nieuwe Statenzijl is ontstaan toen halverwege de negentiende eeuw de Reiderwolderpolder werd ingedijkt. Daarvoor lag de sluis bij Oude Statenzijl, een gehuchtje dat nu ietwat landinwaarts ligt.
Mijn fiets parkeer ik tegen een hekje. Ik ben uit-gefietst, maar nog niet klaar. Het laatste stukje van mijn tocht ga ik per voet. Midden op de sluis stop ik en kijk om me heen. Aan de zuidkant kabbelt de prachtige Westerwoldse Aa. Aan de westkant strekken zich de polders uit, waar ik net vandaan kom. Ten oosten ligt Duitsland – de grens wordt gemarkeerd door een klein hekje. Ten noorden stroomt het water van de Dollard, met aan de overkant de kenmerkende haven van Emden. En er zijn bootjes, en meeuwen, en woeste windvlagen.
En er is riet. Héél véél riet. Ik heb me nooit gerealiseerd hoe hoog riet eigenlijk kan groeien, totdat ik ertussen loop en niets anders meer kan zien dan de groene rietstengels die als een muur aan weerszijden oprijzen. Ik focus op het vlonderpad voor me. Ik heb meer dan honderd kilometer gefietst van Lauwersoog naar Nieuwe Statenzijl, langs de Groninger zeedijk. En nu, om het af te sluiten, laat ik de dijk achter me en loop ik door buitendijks gebied. Vogelkijkhut De Kiekkaaste in Nieuwe Statenzijl is de enige vogelkijkhut in Nederland die zich buiten de dijken bevindt.
De Kiekkaaste staat op hoge poten, heel statig, aan het einde van het pad door het hoge riet. Als ik eenmaal bij de hut aankom is het vloed. Het water slaat woest tegen de vlonderplanken. Ik klim naar boven. Vanuit de hut heb je een prachtig uitzicht: over het water, over het riet-doolhof, over de sluis, over de slikvelden. Als je goed kijkt, kun je de meest bijzondere vogels spotten. Ik ben niet bepaald een ornitholoog, maar ik zie wel schattige baby-zwaluwtjes. Soms kun je hier zelfs zeehonden en bruinvissen zien.
Ik leun tegen de balustrade en adem de zilte zeelucht in. Wat een magische plek, denk ik. Ik heb deze gedachte al zo vaak gehad, terwijl ik op pad was langs de Groninger kustlijn. Ik wil graag afsluiten met een rode draad, een verhaallijn die ik steeds maar weer opnieuw tegen ben gekomen tijdens mijn tocht langs de Groninger kust.
De machtige zee, gever en nemer van leven. Het eenzame land. En de weerbare, sterke Groningers – die zich al die tijd hebben weten te handhaven in moeilijke omstandigheden.
Aan het einde van mijn fietstocht, daar in die hoge buitendijkse hut, denk ik nog eens terug aan wat ik allemaal heb gezien. Die schitterende vergezichten, de knusse dorpjes, de verrassende verhalen. En ik bedenk me: wat zijn we hier toch rijk. Dit is het einde van mijn bijzondere tocht ‘van Lauwerszee tot Dollard tou’ – maar ook het begin van heel veel nieuwe Groningse avonturen.
Gaat u met me mee?
Meer lezen?
Heeft u de vorige afleveringen van ‘Van Lauwerszee tot Dollard tou’ gemist? Of wilt u de verhalen gewoon nog een keer lezen? Klik hier!