Op een bewolkte maar warme dag in juli fiets ik met mijn moeder een rondje Ter Apel – Smeerling – Ter Apel, langs de Ruiten Aa en door het hart van Westerwolde. Onderweg kom ik prachtige plaatsjes tegen die één-voor-één een bijzonder verhaal met zich meedragen.
Omdat de afstand van onze fietstocht bijna vijftig kilometer bedraagt, vertrekken we op tijd. Ik heb de neiging om elke twee kilometer in de remmen te drukken omdat ik overal mooie dingen zie die ik op de foto wil zetten. Dat levert leuke plaatjes op, maar het schiet niet erg op. Gelukkig hebben we alle tijd, dus fietsen we vanuit Ter Apel richting Sellingen. Dat is in principe één lange slingerstraat met een fietspad ernaast, omringd door weilanden en grote boerderijen. Door de zandkoppen in het landschap lijken de akkers soms een beetje te glooien. De route voert ons door een prachtig gebied, met het beekje de Ruiten Aa als levensader en rode draad.
We passeren gehucht na gehucht. De molen van Ter Haar, de oude boerenplaatsen van Ter Wisch en het poëtisch klinkende Veerste Velthuis. Verder langs de vervallen melkfabriek van Laude en het schitterende natuurgebied Ter Borg. Aan de overkant van de weilanden liggen gehuchten met mysterieuze namen, zoals Lauderzwarteveen. De meeste gehuchten bestaan uit niet meer dan één boerderij of een handjevol huizen. Alle zestig dorpen en gehuchten in de gemeente Vlagtwedde hebben hun eigen plaatsnaambord, en dat is fantastisch. Zo gaan de namen van de gehuchtjes, als ook de geschiedenis en hopelijk het bestaan ervan, niet verloren.
Sellingen is een groter dorp – in dit gedeelte van de wereld is ‘groot’ natuurlijk een relatief begrip. Er is een supermarktje en een aantal mooie horeca-gelegenheden. Sellingen (op z’n Groningen uitgesproken als een zangerig Zèlng) is een typisch esdorp, ontstaan op een langgerekte smalle zandstrook langs de Ruiten Aa. Vroeger was een esdorp een soort hooggelegen akkercomplex. In het midden van het dorp was een brink te vinden, een open ruimte zoals een plein of een watertje. Daar stonden boerderijen omheen. Rondom de bebouwing lagen essen, gemeenschappelijke akkerbouwgronden. Ook stroomde er een beek in de buurt, in dit geval de Ruiten Aa. Daaromheen lagen hooilanden en weilanden (of madelanden/meden). Daarbuiten de woeste gronden, het onbegaanbare hoogveen. Je kunt de structuur nog enigszins zien. Tip: als je dan toch in Sellingen bent, neem eens een kijkje bij het prachtige kerkje.
De weg door de Sellingerbossen slingert. Er lopen schapen op de weg. In het bos, langs de Ruiten Aa, staat de schitterende ‘natuurkijkheuvel’ met daarop het Theater van de Natuur van beeldend kunstenaar Adriaan Nette. Het ‘theater’ is draaibaar, zodat je het landschap op verschillende manieren kunt bekijken. Er is elk moment weer wat anders te zien. Op de traptreden van de heuvel staan gedichten te lezen van Kees Stip, Harry Muskee, Def P, Rutger Kopland, Jan Mulder, Jean Pierre Rawie en nog vele anderen.
Het is geen gekke plaats voor het kunstwerk, want het landschap is hier inderdaad spectaculair. Paarse heidevelden worden afgewisseld door groene bossen en gouden akkers. Niets is rechtlijnig en niets is massaal. In tegendeel, de vele houtwallen geven het gebied een gevoel van kleinschaligheid en intimiteit. De verschillende soorten cultuurlandschappen komen voort uit de vele hoogveenontginningen in het gebied.
We fietsen nu door het Weenderveld. Er is nu een leeg en open landbouwgebied, maar in de jaren twintig van de vorige eeuw was het hier een drukte van belang. In het kader van de werkverschaffing werd de woeste grond ontgonnen en werden er kanalen gegraven. Het was waanzinnig zwaar werk, maar de werkloze arbeiders waren min of meer gedwongen deel te nemen. Als ze niet in de ontginning gingen werken kregen ze namelijk ook geen uitkering van de gemeente. Het Weenderveld maakte deel uit van ‘De Hel van Jipsinghuizen’: het werkverschaffingsproject waarbij, onder loodzware omstandigheden, acht grote gebieden rondom Jipsinghuizen ontgonnen moesten worden.
Het is moeilijk voor te stellen, maar vóór de ontginningen was Westerwolde één van de meest geïsoleerde gebieden van West-Europa. Neem nou het plaatsje Harpel. Dat ontstond pas aan het einde van de negentiende eeuw, toen er een start werd gemaakt met het aanleggen van kanalen zodat de waterhuishouding een beetje op orde kwam. Daarvóór stonden er gedurende de winter hele stukken land onder water en kon je er dus niet wonen. Het Mussel-Aa-kanaal werd gegraven en de omliggende hoogveengebieden ontgonnen. Het gebied werd opengelegd en de arbeiders vestigden zich in nederzettingen als Harpel. Sommige mensen woonden daar tot de jaren dertig van de vorige eeuw overigens nog in plaggenhutten.
Ik tuur over de akkers en de leegte. Even zie ik de arbeiders kanalen graven, koud, moe en hongerig. Plaggenhutten waarin grote gezinnen leven, hopend om de winter door te komen. Ik knipper met mijn ogen, het beeld is weg. Hoe groot is het verschil met Smeerling, een beschermd dorpsgezicht bestaande uit acht Westerwoldse boerderijen uit de zeventiende en achttiende eeuw. Het doet me altijd een beetje denken aan een openluchtmuseum. Mijn moeder en ik parkeren onze fietsen en nemen een kijkje in de Antiekboerderij. Vervolgens is het hoog tijd voor koffie. De Gasterij Natuurlijk Smeerling serveert versgebakken poffert. Blijer kun je mij niet maken. We lopen nog een rondje door de immense boerderij en boerenschuur en stappen dan weer op de fiets.
Vanuit Smeerling fiets je het natuurgebied ‘Dal van de Ruiten Aa’ in. Het is een bosrijk beekdallandschap dat je af en toe doet voelen alsof je in een sprookje bent beland. Heel lang geleden bestond Westerwolde naast het hoogveen ook uit uitgestrekte bossen. De grond waarop de bomen stonden was nat. Hoewel Westerwolde nu nog steeds het meest bosrijke gebied van Groningen is, valt de omvang niet te vergelijken met die van een paar duizend jaar geleden. In 1897 schreef iemand: ‘‘De tijd, dat eekhoorntjes van Onstwedde tot Ter Apel van den eenen boom op den anderen konden springen, zonder den grond te raken, is echter reeds lang voorbij.’’ Het Metbroekbos bij Smeerling en het Lieftinghsbroekbos, een eindje verderop, zijn de enige bossen overgebleven uit deze lang vervlogen tijden. Deze twee behoren trouwens ook tot de oudste bossen van Nederland. Ik fiets over knarsende fietspaden onder hoge bomen en het zonlicht valt door het bladerdek in bundels uiteen op de grond. Soms is het bos grimmig en geheimzinnig, soms licht en lieflijk.
Bij Jipsinghuizen bewonder ik een monument dat in het water van de Ruiten Aa staat. Het is gemaakt door kunstenaar Eddy Roos ter nagedachtenis aan de werkkampen van de ‘De Hel van Jipsinghuizen’. We volgen de Ruiten Aa en komen langs het gehucht Rijsdam, genoemd naar een dam die in het moeras werd aangelegd door niemand minder dan Carl von Rabenhaupt, de grote beschermer van de stad Groningen tijdens het beleg van Groningen in 1672. Ik kijk om me heen. In de velden groeit boekweit en er lopen weer schapen op de weg.
Ik fiets langs het Ruiten Aa-kanaal, parallel aan de Duitse grens, en kom langs een gehucht bestaande uit een natuurkampeerterrein. Beide dragen de naam ‘Slangenborg’. Dat vond ik als kind altijd een doodenge naam en ik durfde er dan ook niet in de buurt te komen. Het is echter een prachtig stukje Westerwolde. Dat er nu een camping te vinden is, is eigenlijk niet toevallig. Door de ‘hoge ligging’ is het gebied al eeuwenlang een overnachtingsplek geweest voor mensen die zich een weg baanden door het omliggende moeras. De vorige eeuw is het gebied beplant met struiken en bomen, en nu vind je er een diversiteit van flora en fauna.
Het eindpunt komt in zicht. Eerst kom ik nog langs Laudermarke, met haar grote akkers en uitzicht op de vele windmolens net over de grens met Duitsland. Er werd hier vroeger veel gesmokkeld. Als je hier namelijk het kleine houten bruggetje overgaat, dan sta je opeens in een groot Duits niemandsland. De bossen van Ter Apel komen al in zicht, en daar, tussen de oude bomen, doemt het Klooster op.
Ik ben weer thuis.
Bronnen
Delvigne, J.J. en G.J. Koopman. De Geschiedenis van Westerwolde 1: Het Landschap. Groningen: Stichting Gebroeders Hesse Fonds, Van Dijk & Foorthuis, 1991.
Hiskes, J.W. Westerwolde. Den Haag: Uitgeverij Boekencentrum B.V., 1984.
Houting, E., K.R. de Poel en H. Vrijer. Westerwolde: Over het landschap en de dorpen. Leeuwarden: Noordboek, 2013.
Tamis, F. Westerwolde: Verkenning van een oud landschap in Oost-Groningen. Leeuwarden: Noordboek, 2006.
http://westerwolde.groningen.nl/
© Sanne Meijer, 2017