In Groningen wordt het Sint-Maartenfeest uitbundig gevierd. Dat kan ook bijna niet anders, want de bekendste toren en grootste kerk van Groningen zijn naar St. Martinus vernoemd. Maar wat vieren we dan precies met ‘Suntermeerten’ en hoe wordt deze dag traditioneel doorgebracht in Groningen?
k Stoa veur joen deur
En t is duuster
Mit mien lanteern
En ik luuster.
Komt der nog ain?
Ik kin niks zain;
Aans goa k weer vot
Ien t duuster.
Sint-Maarten wordt voornamelijk gevierd in de drie noordelijke provincies, Limburg, Utrecht en West-Friesland in Noord-Holland. Ook delen van België, Duitsland, Oostenrijk en Hongarije vieren het Sint-Maartenfeest. Dat gebeurt overal op een andere manier. Zo heeft de feestdag aan de andere kant van de Gronings-Duitse grens, in Oost-Friesland, niet alleen te maken met de heilige Martinus maar ook met Maarten Luther. Er worden die dag pepernoten gegeten. In België is Sint Maarten een kruising tussen Sinterklaas en een Romeinse soldaat en dwaalt hij door de duinen van Duinkerke.
De heilige Martinus
Op 11 november eren we de heilige Martinus van Tours. Ruim 1600 jaar geleden leefde er ene Martinus, toen nog een gewone sterveling. Hij was een Romeins soldaat. Van de overheid kreeg hij een dure wollen mantel, die hij niet mocht beschadigen. Maar Martinus was een heel vriendelijke man die veel over had voor zijn medemens. Op een koude winterdag kwam hij een arme man tegen. De man lag op de grond en ging bijna dood van de kou en honger. Martinus greep zijn zwaard en sloeg zijn officiersmantel in twee stukken. Hij gaf de arme man een stuk van zijn mantel en wat te eten en drinken. Omdat hij zijn mantel had vernield (wat niet mocht van de overheid), riskeerde hij zijn leven. Diezelfde nacht droomde Martinus dat Christus aan hem verscheen. En wat droeg deze? De mantel van Martinus! Martinus ontwaakte als een bekeerd man.
Bedelfeest
Elk jaar worden Martinus’ goede daden herdacht. Door op een koude novemberavond langs de deuren te gaan en om eten te vragen, weerspiegelen Sint-Maartenlopers de armelui in Martinus’ tijd. Ze hopen dat de bewoners zich net zo barmhartig opstellen als Martinus. Dat dit niet altijd zo is, moge duidelijk zijn – speciaal voor de Groningers die de deur niet open deden, werden de volgende liedjes gezongen:
Hier woont bakker Slokop
dij vret ales zulf op.
Maar het kan nog een tikkeltje meedogenlozer:
Sint-Martinus bokkepoot,
sloag dat olde wief toch dood
want ze wil ons niks geven,
loat ze din nait laanger leven.
Sint-Maarten is dus een bedelfeest. Omdat Sint-Maartenlopers langs de deuren gaan en ‘bedelen’ om wat lekkers, kwam het vroeger geregeld voor dat rijke families hun kinderen verboden mee te doen. Bedelen was immers een schande. Pas in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw werd bedacht dat Sint-Maarten een bijzonder traditioneel feest is dat behouden diende worden.
Ontstaan
Het huidige feest komt voort uit een mengelmoes van tradities. Er wordt flink gespeculeerd over de ontstaansgeschiedenis van het Sint-Maartenfeest. Eén groep wetenschappers stelt dat het huidige Sint-Maartenfeest zijn oorsprong vindt in een heidens Midwinterfeest: een offerfeest om de goden te danken voor de oogst, of een feest om boze geesten te verjagen. Anderen stellen dat Sint-Maarten puur een kerkelijk feest is en dat dit altijd zo is geweest. Een derde theorie stelt dat Sint-Maarten een verbastering is van Allerheiligen en Allerzielen: op die twee dagen herdenken katholieken en anglicanen hun doden, door lichtjes te branden. Dat sluit goed aan bij de lampionnen en Sint-Maartensvuren die vroeger worden aangestoken.
Lichterlaaie & lampionnen
In zijn boek De Kinderwereld uit 1853 herinnert Marten Douwes Teenstra zich dat er op het Hoogeland grote Sint-Maartensvuren woedden. Bij die vuren werd door de jongeren ‘‘lustig gedronken en gezongen, gevrijd en gevochten’’. Jammer genoeg werd er door al deze bezigheden totaal niet omgekeken naar de vuren zelf, zodat die hun eigen gang gingen en de strodaken van de omliggende huizen in lichterlaaie zetten.
Naast de vuren waren er de lampionnen. Vroeger waren de lampionnen nog niet van karton en vloei- of vliegerpapier, maar werden die op een ingenieuze manier gemaakt uit voederbieten. De voederbiet werd uitgehold en er werden figuurtjes uit gestoken en gesneden. In de uitgeholde voederbiet kwam dan een kaarsje in te staan. De gelijkenis met de jack-o’-lantern uit Ierland is treffend: dit is de uitgeholde pompoen met het enge gezicht die we van Halloween kennen. Een Sint-Maartenlichtje wordt in het Gronings, heel schattig, een ‘tuutje’ genoemd.
In Groningen gingen kinderen af en toe ook wel eens met een rommelpot langs de deuren in plaats van met een lampion. Een rommelpot is een aardewerken potje of kommetje bespannen met een varkensblaas, waar men met een stuk riet overheen bewoog om er zodoende een eentonig geluid uit te krijgen. De rommelpot begeleidde hen dan tijdens het zingen. Ze zongen:
Sunt Martinus Bisschop,
Mit zien roege muts op,
Mit zien laange stevels aan,
Doar komt Sunt Martinus aan.
Geft t ook wat, n sînt of wat,
n Appel of n peer?
Kom ik haile joar nait weer.
t Haile joar duurt zo laank,
Is mien keerske al ôfgebraand.
Bronnen
Wereld Feesten Almanak. ‘‘Sint Maarten.’’ Beleven, http://www.beleven.org/feest/sint_maarten.
Faber, W. Sint Maarten / Suntermeerten: 150 liedjes. Bedum: Profiel, 1989.
Schreiber, F. Groningse volksgebruiken het hele jaar rond. Ede: Verba, 2005.
- Met dank aan ds. Sybrand van Dijk.
© Sanne Meijer, 2018
Dit is een bewerking van een blog uit 2015