Driekoningen: een oud feest dat in Groningen nog amper wordt gevierd, afgezien op enkele scholen. Ik heb op een openbare basis- en middelbare school gezeten en heb Driekoningen dus nooit echt gevierd. Sterker nog, ik heb eigenlijk ook nooit goed begrepen wat we nu precies vieren op 6 januari.
Eerst maar even iets over die drie koningen. Volgens het Nieuwe Testament kwamen er inderdaad wijze mannen geschenken brengen aan baby Jezus – zij brachten wierook, goud en mirre mee. Het waren echter magiërs, geen koningen. Hun royal roots zijn waarschijnlijk een bedenksel uit de middeleeuwen – in die tijd worden ook hun namen voor het eerst genoemd: Caspar, Balthasar en Melchior.
Bedelfeest
Hoe het ook zij – het verhaal over geschenken viel in goede aarde bij de armere bevolkingsgroepen. Het vereren van de drie wijzen (of Drie Koningen) was een mooie aanleiding voor een bedelfeest. Een bedelfeest komt overigens veel vaker voor: ook Sint-Maarten, Sinterklaas en Oud & Nieuw werden hier destijds voor aangegrepen. Niet verwonderlijk: er heerste in de winter een hoge werkloosheid, voornamelijk onder dagloners. Zij zochten giften om de wintermaanden door te komen.
Op de avond van 6 januari trokken de Groningse arbeiders langs de huizen en de winkels, uitgedost met papieren kronen en lange stokken waar een kartonnen of blikken ster aan bungelde (vaak met een kaarsje erin). Dat is natuurlijk de ster die de wijzen uit het oosten de weg naar baby Jezus wees. Sterren zijn voor Driekoningen net zo kenmerkend als lampionnen voor Sint-Maarten. Volgens K. ter Laan zongen de ‘koningen’ bij elk huis een lied, in ruil voor een metworst of een stuk spek.
Westerwolde
Het bedelfeest Driekoningen verdween al in de tweede helft van de negentiende eeuw uit het Groningse straatbeeld. Het meeste wat we weten over de Groningse viering van Driekoningen, is afkomstig van de Westerwoldse onderwijzer J.H. Neuteboom (1865-1929). Hij schreef dat men “op Drijkeuningen ’n steern veuroet druign an ’n laange stok, doar ’n schienvatken an hung, dat ’t aiwege licht mus verbeelden, en dat ze d’r ’n wunderliek leidken bie zongn”. Omdat de tekst van dat lied verloren is gegaan, schreef Neuteboom zelf een ‘Drijkeuningenlaid’. Hieronder twee couplet uit dat lied (in het prachtige Westerwolds geschreven):
Drei keuningen namt heur staf ter hand,
En trekt deur ‘t Westerwòldsche land.
Mit de steern, dij veur heur henne dreit,
En ‘t licht, dat nooit nich oede geit.
De weg is zo swoar en zo wied en zo veer,
En haile uut ’t oosten doar kumpt wie ja heer.
Wie vuilt goar gein honger, wie vuilt goar gein dörst,
Gein kolde of natte, gein hette of vörst.
Oosterburen
Bij onze Oosterburen wordt Driekoningen nog wel steeds gevierd: in Oost-Friesland en het Emsland is het een kinderfeest geworden. Vlak over de Gronings-Duitse grens, bijvoorbeeld in Rütenbrock (dat op een steenworpafstand van Ter Apel ligt), gaan kinderen verkleed als koningen zingend langs de deuren. Daarnaast zegenen ze de huizen waar ze wat krijgen. Ze schrijven met krijt iets op de huizen: het jaartal en de afkorting ‘C + M + B’. Die afkorting heeft meerdere betekenissen. Niet alleen staan de letters voor Caspar, Melchior en Balthasar, maar ook voor Christus Mansionem Benedicat (Christus zegen dit huis).
Bronnen
Hillenga, M. “Driekoningen en het Steernlaid”. Levend Erfgoed Groningen, https://www.levenderfgoedgroningen.nl/alle-verhalen/driekoningen-en-het-steernlaid.
Laan, K., ter. Nieuw Groninger Woordenboek. Groningen: Wolters, 1927.
Schreiber, F. Groningse volksgebruiken het hele jaar rond. Ede: Verba, 2005.
© Sanne Meijer, 2019