Me vervelen in tijden van quarantaine? Welnee! Ik bestelde het boek Brood en hunne beteekenis in de folklore (1932) en raakte daardoor in de ban van de ‘doemke’: een verdwenen Groninger koekje. Na wat onderzoek besloot ik het mysterieuze koekje met enige artistieke vrijheid te (re-)creëren en in een modern jasje te steken. Et voilà: maak kennis met mijn Grunneger Doemkes!
In deze blog lees je meer over mijn speurtocht naar het koekje. En het allerleukste: ik deel het recept met je, zodat je zelf ook Grunneger Doemkes kunt maken! Ga je aan het bakken? Ik ben heel benieuwd! Deel je creatie op sociale media, tag mij en gebruik de hashtag #grunnegerdoemkes.
Kleine stroopkoekjes
In 1897 nam H. Molema de doemkes op in zijn Woordenboek der Groningsche Volkstaal in de 19e eeuw: “een soort stroopgebak, ongeveer van grootte en vorm als een duim”. Volgens hem werden ze ook wel ‘doempies’ genoemd. Ook ons aller K. ter Laan noemde de doemkes in meerdere publicaties. In zijn Nieuw Groninger Woordenboek uit 1929 staat geschreven: “lett. duimpjes, kleine gebakjes voor de snoepende schooljeugd, vroeger 8 voor 1 cent”. In het boek Brood en hunne beteekenis in de folklore door J.H. Nannings uit 1932 wordt eveneens gesproken over ‘kleine stroopkoeken’.
Ik maakte natuurlijk al snel de link met de Fryske dúmkes, maar des te meer ik onderzoek deed des te meer ik me afvroeg of de koekjes inderdaad ‘familie’ zijn. In tegenstelling tot de dúmkes werden de Groninger doemkes gemaakt met stroop en dat geeft toch een ander soort smaak en textuur. Ze zijn ook anders van vorm. De vorm van de Groninger doemkes is als een duim; de Fryske dúmkes rechthoekig. Ze worden ‘dúmkes’ genoemd omdat Friese bakkers vroeger een duimafdruk in de koekjes maakten.
Overigens worden doemkes in sommige publicaties ook wel ‘doodemansvingers’ genoemd, wat meteen een stuk minder schattig en smakelijk klinkt. Ik heb echter het idee dat dit een ander soort koekje was. In Woordverklaring: Woordenboek voor Praktische Kennis door L.M. Metz uit 1937 dat deze vroeger in Groningen met kerst werden gegeten en van amandelen gemaakt waren.
’n Bouldag zonder doemkes
Dat zo’n doemke vroeger best bekend was en veel gegeten werd, kun je wel afleiden uit de Groninger uitdrukking “’n bouldag zonder doemkes” (een verkoopdag of markt zonder koekjes), wat op een relletje of scheldpartij slaat!
Er zijn nog meer Groninger spreekwoorden met ‘doemkes’. Als je iemand onder doemkes de waarheid zegt, dan worden er in mooie woorden venijnige speldenprikjes uitgedeeld. Of ‘onder doemkes iets uitvoeren’: iets in ’t geheim doen. Oh en dan is er natuurlijk nog dat prachtige Groninger woord voor een winterkoninkje: een keudeldoemke.
Ik kom het doemke ook in verschillende verhalen tegen. “’k Wol mien leutje wicht Girtje toch ook nog ’n bagelbakje en puilje mit doemkes koopen,” vertelt de hoofdpersoon in Geert Hunsengoo ien Stadse Kemedie, een verhaal uit 1899 geschreven door de Winsummer Ubel Wierda. In het boek Oabeltje Omzwinder van T.K.E. De Haas-Okken uit 1908 wordt over een vrijgevig persoon vertelt: “Dei komt hier nooit of zai nemt heur ‘n dit of ‘n dat mit, ‘n poar doemkes of zoo”.
Op zoek naar een nieuw soort doemke
Maar hoe zo’n doemke er nu precies uit zag, hoe deze smaakte en wat de ingrediënten waren… Dat kon ik nergens vinden. Laat staan een recept! Na redelijk wat speurwerk ontdekte ik slechts twee ingrediënten die door meerdere bronnen werden genoemd: stroop en amandelen. Daar moest ik het mee doen. Er zat dus maar één ding op: het Grunneger Doemke (re-)creëren.
Met enige artistieke vrijheid ben ik aan de slag gegaan. Ten eerste de textuur. Ik besloot dat een Gronings koekje wel een bite zou moeten hebben – hard van buiten, maar zachter of zelfs een beetje bros aan de binnenkant. En dan de vorm. Ik had meerdere keren gelezen over een ‘klein’ koekje, ze waren immers voornamelijk voor kinderen bedoeld. Daarnaast heetten ze natuurlijk niet voor niets ‘doemkes’ of af en toe ‘doodemansvingers’. Het koekje moest dus een beetje een ovale vorm hebben, ter grootte van een gemiddelde duim.
En tot slot natuurlijk de smaak: afgaande op het gebruik van keukenstroop, moest die kruidig en warm zijn. Gelukkig is dat in Groningen geen probleem. Volgens Cucina Groningana zijn er vier specerijen die vanaf de zeventiende eeuw een stevige voet aan Groningse grond hebben gekregen: kruidnagel, kaneel, nootmuskaat en laurierblad. Anijs, gember en komijn hebben eveneens hun weg naar Groningen gevonden, maar werden in mindere mate werden gebruikt. Het voornaamste specerij in Fryske Dúmkes is anijs. Voor mijn Grunneger Doemkes koos ik echter voor die typisch Groningse smaakcombinatie van kruidnagel en kaneel, maar met een snufje gember erbij.
Recept voor Sanne’s Grunneger Doemkes
Ingrediënten (voor ca. 45 stuks)
- 120g boter
- 140g donkerbruine basterdsuiker
- 2 eieren
- 100ml keukenstroop
- 190g zelfrijzend bakmeel
- 190g amandelmeel
- 100g ongezouten amandelen (of garneeramandelen)
- 2tl (= 4g) gemalen kruidnagel
- 2tl (= 4g) gemalen kaneel
- 1tl (= 2g) gemalen gember
- geschaafde amandelen
Bereidingswijze
- Mix in een beslagkom de boter en basterdsuiker tot een luchtig geheel. Voeg de eieren en stroop toe en mix goed door.
- Spatel dan het zelfrijzend bakmeel, het amandelmeel en de specerijen door het mengsel, tot een samenhangend deeg. Hak de amandelen grof en kneed door het deeg.
- Bestuif het werkblad met wat bloem en kneed het deeg kort met de hand door. Leg de bol deeg terug in de kom, dek af met vershoudfolie en zet minstens een uur in de koelkast.
- Bekleed een bakplaat met bakpapier. Gebruik je handen om van het deeg ovale of duimvormige koekjes te vormen. Hak de geschaafde amandelen eventueel wat kleiner en bestrooi de koekjes ermee.
- Bak de koekjes ca. 18 minuten op 180 graden. Haal de bakplaat uit de oven en laat de koekjes nog even uitharden. Laat ze vervolgens verder afkoelen op een rooster.
Heel veel bakplezier! Deel je creatie op sociale media, tag mij en gebruik de hashtag #grunnegerdoemkes.
Eet smakelijk!
© Sanne Meijer, 2020