Op een zinderend warme zomerdag wandel ik van Ulrum naar het nabijgelegen dorpje Niekerk. Midden in het dorp staat een stralend, wit kerkje, dat een bijzondere geschiedenis kent.
Het is een ontzettend warme dag. Ik ben de zinderende stad ontvlucht en geniet van de frisse zeewind die er over de Ommelanden waait. Vandaag ben ik in het noordwesten van de provincie, maar omdat er geen treinen deze kant op gaan, heb ik ook geen fiets bij me – dus maak ik gebruik van de bus en de benenwagen. Vanuit Ulrum wandel ik naar Niekerk, in gemeente de Marne (even voor alle duidelijkheid: er is nog een Niekerk in Groningen, maar die Niekerk ligt in de gemeente Grootegast). Onderweg komt er in het weiland aan mijn linkerhand een enthousiaste koe op me afgelopen. Ik probeer haar te aaien maar kom net niet bij haar snuit. Een eindje verderop staat de boer mij met gefronste wenkbrauwen aan te kijken. Ik knik naar hem en loop gauw verder.
In Niekerk groeien overal bloemen. In borders langs de straatkanten, in bloembakken voor de huizen, of gewoon in het wilde gras. Ik geniet van de klaprozen die tussen het hoge bermgras staan, en van de aangeplante pioenrozen langs de weg. Voor ik het weet is Niekerk alweer voorbij. Er wonen dan ook maar 70 mensen. Toch is Niekerk een dorp, want het heeft een kerk.
En wat voor een kerk! Ik had me voor vertrek een beetje had ingelezen, en zag op internet een paar foto’s voorbij komen van het dertiende-eeuwse kerkje. Dat zag er op die plaatjes een beetje grijs en grauw uit. Als ik aan kom lopen herken ik ’m dan ook eerst bijna niet. Wat ziet de kerk er anders uit! Helder wit en stralend in de zon. Echt een plaatje, denk ik, terwijl ik druk foto’s maak. De deur is open. Binnen is het knus. En koel ook, de dikke muren laten geen warmte door. Dat is wel een verademing in deze hitte, en dus strijk ik neer op één van de kerkbankjes.
Terwijl ik deze eeuwenoude vorm van airconditioning zijn werk laat doen, kijk ik eens goed in het rond. Het eerste wat me opvalt is het plafond. De ene kant is totaal anders dan de andere kant (zie de foto), dat is juist prachtig. Aan de muren hangen krijtborden met spreukjes en gezegden erop. Het orgel heeft twee angstaanjagende zwarte roofvogels. Er is een zeventiende-eeuwse herenbank, waar de vooraanstaande families uit de buurt op mochten zitten, in dit geval de familie van In- en Kniphuizen en de familie Lewe. De twee families waren verwant en hun wapen is vrijwel hetzelfde. Deze is terug te vinden op de herenbank. In het middenpad liggen oude grafzerken, zelfs eentje uit 1564.
Maar voor het meest bijzondere element van deze kerk (vind ik), moet je naar buiten. Boven de deur aan de westgevel is namelijk een gedenksteen te zien die geplaatst is bij de restauratie van de kerk in 1628/29. Die gedenksteen verwijst naar de verovering van de Spaanse Zilvervloot; daardoor is de verbouwing van de kerk is bekostigd! Ik sta er echt even vreemd naar te kijken. Piet Hein en de Zilvervloot is een bekende en belangrijke gebeurtenis in de Nederlandse geschiedenis. Het voelt vreemd –en vooral onverwacht- dat er hier, op een kleine wierde in het noordwesten van de provincie Groningen, naar wordt verwezen. Hoe zat dat in elkaar? Waarom ging een deel van het geld van de Zilvervloot naar een klein kerkje in de eenzame en afgelegen Ommelanden?
J.W. Zonderman schrijft het volgende: ‘‘Het bestuur van de West-Indische Compagnie was verdeeld in vijf kamers. De Kamer van Friesland en Groningen was vertegenwoordigd door veertien bewindhebbers. Bewindhebbers uit ons gewest moesten voor tenminste vierduizend gulden in het kapitaal van de Compagnie deelnemen. Na de verovering van de Zilvervloot in 1628 keerde de Compagnie 50% dividend uit.’’ En laat nou net één van die bewindhebbers jonker Evert Lewe zijn, die onder andere heer van Ulrum en Niekerk was. Zonderman: ‘‘Omdat juist in die tijd de kerk van Niekerk zeer bouwvallig was, liet Evert Lewe de kerk restaureren en een nieuw torentje bouwen en deze steen inmetselen ter herinnering aan de verovering van Zilvervloot, uit dankbaarheid voor zijn gewin.’’ Op de toren van de kerk kwam een windvaan in de vorm van een leeuw – het symbool voor de familie Lewe natuurlijk.
Ik struin wat over het kerkhof en zie een smal kerkepad naar de horizon verdwijnen. Dit pad loopt naar Vliedorp. Vliedorp bestaat nu niet meer, afgezien een verlaten kerkhof. Ooit was het ook een dorpje met kerk – maar dat is héél lang geleden. In 1594 werden de kerkelijke gemeenten Niekerk en Vliedorp gecombineerd. De ene week was er een dienst in Niekerk, de andere week in Vliedorp. Na de Zilvervloot-restauratie werd besloten nog enkel in Niekerk diensten te houden. De kerk van Vliedorp werd afgebroken. Ongeveer een eeuw later stortte ook de losstaande toren van ellende ineen. De laatste predikant die in zowel Niekerk als Vliedorp dienst verzorgde was Godefridus Hugtingius, die daarvoor predikant was geweest bij de Nederlandse ambassadeur in Portugal. Later werd hij weer opgeroepen geestelijke verzorging te bieden aan Staatse legertroepen. Een bijzondere man.
Het is een dapper kerkje: het heeft de Kerstvloed van 1717 overleefd, terwijl Niekerk zwaar getroffen werd. Er vielen 73 doden en er verdwenen ontelbare veestapels in de golven. Langzaam loop ik het kerkepad op, richting Houwerzijl en de overblijfselen van Vliedorp. Als ik achterom kijkt, torent het kerkje hoog boven alle andere gebouwen uit.
Bronnen
Pieterman, K.G. Gesprek met de kerk: een rondleiding door de kerk en historie van Niekerk. Eigen uitgave, 1998.
Plas, H. en W. Plas. Religieus Erfgoed in Groningen: oude kerken in de Ommelanden. Bedum: Profiel, 2008.
SOGK. ‘‘Niekerk.’’ Geraadpleegd 01-07-2014. http://www.groningerkerken.nl/index.php?a=1&p=N&id=88.
Zonderman, J.W. Kerken met een leeuw in de gemeente Ulrum. Groningen: van Kampen, 1983.