Afgelopen week spotte ik de eerste mooie groene bonen aan mijn bonenplantjes. Ik moest me wel even bedwingen, hoor. Tot nu toe heb ik altijd sperziebonen gekweekt. Met andere woorden: meteen oogsten en vers opeten. Maar mijn Groninger bonen wil ik telen als droogboon. Daar zijn ze erg geschikt voor, en ik vind superhandig om bonen in huis te hebben die min of meer tot in de eeuwigheid goed blijven. Dat betekent wel dat ik ze tot de herfst moet laten hangen en dán pas mag oogsten.
De Groningse keuken is onlosmakelijk verbonden met bonen. Op zijn website Cucina Groningana zette Niek Berendsen een aantal traditionele Groningse gerechten, met de boon in de hoofdrol, op een rijtje: bruine bonensoep, Pronkebonensoep, bonensoep, knipselbonen- of dreuge bonen stamppot, spekbonenpot, boneklont met zolte sniebonen (nieuwjaarsstamppot), stopvaarve (bruine bonen stamppot), broene bonen mit spek en broene bonen mit zoepen.
Volgens Tineke Scholten ontbraken bonen dan ook nergens in omschrijvingen van Groninger moestuinen in negentiende en begin twintigste eeuw. In haar boek Het boerenerf in Groningen, 1800-2000 noteert ze dat niet alleen bonen, maar ook vroege aardappelen en koolsoorten deel uitmaakten van dat ‘basisassortiment’. In mijn Grunnegs Toentje zijn niet voor niets verschillende bonen te vinden.
Naast tuinbonen (Mollebonen) en erwtjes (Wonder van Scheemda) kweek ik ook ‘gewone bonen’ in mijn toentje. Dat klinkt een beetje gek, ‘gewone bonen’, maar toch is het de officiële naam van deze groep bonen. Lekker verwarrend, want wat is nou een ‘gewone’ boon? Onder deze noemer worden onhandig genoeg héél erg veel bonenvariëteiten geschaard, zowel groene bonen als peulvruchten. Groene bonen zijn bonen waarvan we de peul eten, zoals sperziebonen, snijbonen en spekbonen. Bij peulvruchten gaat het om de boon ín de peul, zoals kidneybonen en bruine bonen. Sommige bonensoorten klimmen, die noemen we stokbonen. Andere soorten blijven laag bij de grond: dit zijn stambonen.
Ik kweek dit jaar vier soorten ‘gewone bonen’: Groninger strogele bonen, Hendrik’s Reuzen, Bonties en de Oldambtster Witte. De eerste drie zijn stambonen, de laatste een stokboon. Over de Oldambtster Witte schreef ik al deze blog.
Groninger strogele
De Groninger strogele is de Groningse variant van de bekende Friese Woudboon. Het is een droogboon en werd vroeger veel gekweekt op Groningse zandgronden, las ik ergens. Ik tuinier op kleigrond, dus ik was even bang dat ik mezelf voor een onmogelijke uitdaging had gesteld. Maar nee: mijn ‘landbuurman’ in Roodeschool kweekt de Groninger strogele al vele jaren met veel succes. Dat stelde me gerust!
De oogst begint wanneer de bonen rammelen in de droge peulen en de bladeren rond september en oktober verkleuren. De planten worden volledig uit de grond getrokken en ondersteboven opgehangen om enkele weken onder een afdak te drogen. Iemand vertelde me dat de Groninger strogele, met zijn dunne velletje en milde smaak, de perfecte boon is voor een bonensoep. In verschillende bronnen kom ik Groninger bonensoep tegen waarbij inderdaad gebruikt wordt gemaakt van de Groninger strogele.
Hendrik’s Reuzen
Ook bekend als Heinrich’s Riesen, Hinrichs Riesen en Bonte Reuzen. Vele namen voor deze boon die vooral populair is op het Groninger Hogeland en in Oost-Friesland (Duitsland). Vóórdat ik in Roodeschool kwam wonen, had ik er nog nooit van gehoord. Ik kan me niet herinneren dat ik de bonen ooit in Ter Apel of in Stad heb gezien. Maar in september lijken alle Noord-Groningers op jacht te zijn naar Hendrik’s Reuzen. Dan komen ze haast in colonnes naar Goudgewas in Roodeschool, die er bekend om staat 😉
Het ras is al sinds 1889 (!) in de handel en nauw verwant met de Groninger Weekschil-boon. De vrij korte, brede peulen zijn vlezig. Daarom worden ze ook wel spekbonen genoemd. Op de traditionele manier worden ze trouwens óók met spek bereid. De bonen zijn overigens op meerdere manieren te gebruiken. Als vers boontje, maar ook als spek- en snijboon. De lichtgroene peulen hebben rode strepen die na het koken verdwijnen, en ze zijn draadloos. Je kunt ze ook als knipselboon (dreuge boon) gebruiken. Je moet de peulen dan aan een draad rijgen en drogen voor de winter. Bij onze Oost-Friese buren is dit zelfs een regionale specialiteit: Updrögt Bohnen.
Er hangen zóveel bonen aan mijn plantjes, dat ik stiekem wel al een maaltje Hendrik’s Reuzen heb geoogst om vers op te eten. Spekbonen zijn heerlijk. En ik heb nog meer dan genoeg om te kunnen drogen en bewaren.
Bonties
Het zijn prachtig gekleurde droogbonen: Bonties. Dit is een oud bonenras uit Oost-Groningen, maar meer kan ik er niet echt over vinden. Het is onduidelijk hoe dit ras aan zijn naam is gekomen. Misschien is het een verbastering van “boontjes”? Of refereert de naam naar de bonte kleuren van de bonen? In ieder geval zijn ze roodzwart gespikkeld. De gedroogde bonen in de peul kunnen als bruine boon worden gebruikt.
Wat is jouw favoriete bonensoort? (dat hoeven geen Groningse bonen te zijn, hoor!)
Bronnen
N. Berendsen. Achter de Koezen: klassieke en moderne recepten uit de provincie Groningen. Bedum: Uitgeverij Profiel, 2022.
K. ter Laan. Nieuw Groninger woordenboek. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1977.
H. Molema. Woordenboek der Groningsche volkstaal in de 19e eeuw. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1985.
T. Scholten. Het boerenerf in Groningen, 1800-2000. Assen: Van Gorcum, 2004.
© Sanne Meijer, 2023