Voorafgaand aan Pasen vindt de ‘de Goede Week’ plaats. Deze week omvat Palmpasen, Witte Donderdag, Goede Vrijdag en Stille Zaterdag. Deze dagen werden vroeger ook in Groningen uitgebreid gevierd. Binnen de provincie Groningen verschilden de volksgebruiken omtrent die dagen zelfs weelderig. Toch heb ik geprobeerd overeenkomsten te zoeken om over de Groninger volksgebruiken rondom Pasen te kunnen schrijven. Ik heb het opgedeeld in drie delen: Palmpoaske, Goede Vrijdag en het Paasfeest. De meeste gebruiken bestaan al niet meer, een aantal nog op enkele plekken, en een handjevol zijn tot op vandaag de dag in gebruik.
Deel 3: Poaske!
En dan is het eindelijk Pasen! ’s Ochtends verscheen men bij het ontbijt in nieuwe kleren. Voor meisjes was dit bijvoorbeeld een mooi jurkje, voor jongens waren dit schoenen in plaats van klompen. Dit werd ‘poaskepronk’ genoemd. Vóór Pasen was het namelijk te koud voor deze voorjaarskleding. En hoewel het ook met Pasen nog koud kon zijn, gingen die nieuwe kleren sowieso aan! Ook de ‘poaskepronk’ was dus een soort symbool voor het afscheid nemen van de winter.
Het paasontbijt was heel belangrijk. De mensen aan tafel aten dan héél veel eieren, want die at men eigenlijk alleen met Pasen. Eieren waren in de heidense traditie het zinnebeeld van het nieuwe leven; van vruchtbaarheid. Christenen namen het ei over, omdat ze in de ovale vorm het graf van Jezus zagen, vanwaar hij weer is opgestaan. Hoe dan ook, er kwam een enorme kom met eieren op tafel, waar de mannen van het gezin ieders wel zes van opaten. Het werd dan haast een wedstrijd wie er het meeste op kon. Niet voor niets komt daar het volgende, prachtige Groningse spreekwoord vandaan: ‘‘Hai het t zo druk as hounder veur Poaske’’ [Hij heeft het zo druk als kippen voor Pasen]. Toch moet het wel gezegd worden dat dit vooral op het platteland plaatsvond, waar mensen zelf kippen hadden. In de Stad was het natuurlijk een ander verhaal. Met name tijdens de crisis was een doosje eieren een bijzonderheid. Men spaarde het hele jaar zegels bij de kruidenier en kreeg er met Pasen dan een doosje eieren voor.
Eten was, en is nog steeds, belangrijk met Pasen. Hoewel Palmpasen officieel de laatste vastendag is, wordt dit pas echt gevierd met Pasen. Kinderen kregen aan het begin van de vastenperiode hun eigen vastentrommel. Als zij een snoepje kregen, verdween dat in een vastentrommeltje en op zondag mochten ze er dan één uitnemen. De rest moest wachten tot Pasen, na de hoogmis. En wat een feest was het dan, als het trommeltje eindelijk open mocht…
Op Paaszondag kregen de kinderen van het gezin een, vaak door hun moeder gehaakt, netje. Deze was langwerpig met kleine gaatjes. Onderin werd een sinaasappel gelegd, een bijzonder stuk fruit in die tijd. De kinderen gingen dan bij hun familie op bezoek en kregen ieders iets lekkers. Er kwamen vooral walnoten en chocolade- en suikereitjes in.
De walnoten die in het netje zaten, werden ook weer gebruikt bij het noten schieten. Pasen was een tijd waarin veel spelletjes met eieren en noten werden gedaan. Mijn familie speelt bijvoorbeeld nog elk jaar traditiegetrouw een potje noten schieten op Paaszondag. Noten schieten, ook wel riesterken of riegjen genoemd, werd oorspronkelijk gezien als een spel voor volwassenen, maar later nam de jeugd het over. Het wordt vooral nog in de provincie Groningen gespeeld, maar ook in delen van Drenthe en op Terschelling.
Op een zo vlakke ondergrond wordt een rechte lijn getrokken met een lengte van zo’n drie meter. Dit vond vroeger vaak plaats in de boerenschuur, waarbij soms er een houten plank werd gebruikt als ondergrond. Daarop worden walnoten geplaatst, met een gelijke tussenafstand. Die walnoten worden ingelegd door de deelnemers. Het is de bedoeling de achterse noten, dus die zo ver mogelijk van de werper afliggen, er af te rollen. Dit gebeurt met een glazen kogel. Als een speler inderdaad de achterste noten weet te raken mag hij deze noten oprapen. Als hij noten uit het midden van de rij raakt, zonder ook de achterste te raken, dan moet hij die bijzetten uit zijn voorraad. In de loop van het spel kan de rij noten op de lijn dus steeds korter en langer worden. Degenen die door al zijn noten heen is, is af. Vroeger moest diegene er dan een cent bijleggen. Degene die aan het eind van het potje de meeste noten heeft, is de winnaar. En dat kan er flink fanatiek aan toe gaan… Vandaar het volgende waarschuwende Groningse spreekwoord: ‘‘Je kinnen beder mit neuten schaiten as mit koegels’’ [Je kunt beter met elkaar spelen dan ruzie maken].
’s Avonds ging men naar de paasvuren. De oudste schriftelijke bronnen betreffende paasvuren stammen uit het midden van de zestiende eeuw, maar er wordt ervan uitgegaan dat paasvuren een heidens gebruik is – een voorchristelijke traditie. Veel wetenschappers brengen het aansteken van paasvuren in verband met een heidens voorjaarsfeest ter ere van Ostara, de Germaanse godin van het licht en de lente. Dit is nog te zien in de Engelse en de Duitse benaming voor Pasen (respectievelijk ‘Easter’ en ‘Ostern’). Men vierde dat de winter voorbij was. Het paasvuur zou voor vruchtbaarheid zorgen – de rook en het verkoolde hout zouden de gewassen op de akkers sneller doen groeien.
Toen zwiepte de Reformatie door ons land. Protestanten verzetten zich in eerste instantie hevig tegen de paasvuren. Zij hadden niet alleen een probleem met de heidense wortels van het gebruik, maar ook met het gedrag van veel paasvuur-bezoekers. Je moet begrijpen, paasvuren waren het soort sociale gelegenheden waarbij iedereen samenkwam – de perfecte gelegenheid om drank mee te nemen en er een flink feestje van te bouwen.
Toen bleek dat een verbod niet hielp, werd besloten de paasvuren simpelweg te kerstenen (een christelijke invulling te geven). Het paasvuur werd nu gezien als teken van de Verrijzenis van de Zoon van God, het licht der wereld.
Dat was echter niet de laatste keer dat er verzet was tegen paasvuren. In de tweede helft van de vorige eeuw protesteerden veel milieugroeperingen tegen het aansteken van paasvuren, onder andere vanwege de CO2 uitstoot.
Toch hebben de paasvuren aangehouden. Het aansteken van paasvuren is een best wel wijdverbreide traditie, met name in het Nedersaksisch gebied. In Nederland vindt het vooral plaats aan de oostgrens: Groningen, Drenthe, Overijssel en Gelderland. In Groningen zijn paasvuren met name langs de grenzen met Duitsland en Drenthe te vinden, zoals in Westerwolde. Een krantenartikel uit de jaren vijftig vermeldt zelfs dat boven de lijn Noordhorn-Harkstede-Bellingwolde sinds mensenheugenis geen paasvuren hadden plaatsgevonden. Dat is inmiddels wel anders, want paasvuren zijn hip. In de laatste helft van de twintigste eeuw verspreidden paasvuren zich ook naar de noordkant van Groningen.
Na het aansteken van het paasvuur was er nooit haast was om naar huis te gaan, want dat zou betekenen dat Pasen ten einde was. Dus zong men het volgende versje:
Op ons Poaske
paast gain hoaske
neuten en aaier
geven genog plezaaier.
Vrolijk Pasen!
Bronnen
Huizinga-Onnekes, E.J. Het menschelijk leven in ’t Groninger land. Assen: van Gorcum & Comp, N.V., 1939.
Ipenburg, P., Groningen: volkskundig leesboek voor lagere scholen. Groningen: P. Noordhoff N.V., 1931.
Schreiber, F. Paasgebruiken in de provincie Groningen en omstreken. Bedum: Profiel, 1990.
© Sanne Meijer, 2015
Dit artikel verscheen eerder in 2015 & 2016.