Laatst zat ik in de bus van Groningen naar Lauwersoog. Ergens tussen Mensingeweer en Wehe-Den Hoorn viel mijn blik op een groot bos dat aan mijn linkerhand opdoemde. Het verbaasde me een bos te zien in dit deel van de wereld; de rest van het landschap bestaat uit uitgestrekte akkers en weilanden. Het bleek te gaan om het ‘Abelstok’: een bos met een roerig verleden.
Abelstok is eeen dorpsbos dat beheerd wordt door Staatsbosbeheer. Dat lijkt allemaal niet zo spannend, maar ergens in mijn achterhoofd kwam de naam ‘Abelstok’ me bekend voor. Na wat zoekwerk wist ik het weer: ik heb eens een oude Groningse sage gelezen die over dit gebied gaat.
De Sage van Abelstok
Het bos is pas in 1923 aangelegd, maar de streek ‘Abelstok’ komt al veel langer voor. De sage die ik net noemde heb ik bijvoorbeeld eens gelezen in de vorm van een rijmpje dat in de Groninger Volksalmanak van 1839 stond. De sage gaat over de herkomst van de naam Abelstok en de herkomst van de dorpsnamen rondom het gebied. Ene Abel zou gewed hebben dat hij met een polsstok over het water kon springen (Abelstok). Hij sprong zó ver dat hij uit het zicht verdween en iedereen hem kwijt was. De mensen riepen: ‘‘Wee, o, wee!’’ (Wehe). Met Abel was echter niets aan de hand en om iedereen duidelijk te maken dat hij nog leefde, blies hij op zijn hoorn (Den Hoorn). De mensen begrepen het er zeiden opgelucht tegen elkaar: ‘‘d’ Mens is er weer!’’ (Mensingeweer).
Één ding van deze sage is in ieder geval waar, en dat is dat de streek Abelstok aan het water ligt. Dat water heet de Kromme Raken en speelt ook een rol bij andere verhalen over de herkomst van de naam ‘Abelstok’. Sommige mensen zeggen dat ‘stok’ zou kunnen verwijzing naar een smalle loopbrug met één leuning over de Kromme Raken. Anderen beweren dat het is genoemd naar een paal (stok) die om praktische redenen bij het water was geplaatst namens de abt van een nabijgelegen klooster – en dat ‘Abelstok’ dus eigenlijk van ‘abtenstok’ komt.
De Hippies van Abelstok
In de twintigste eeuw wordt het echt interessant: want dan wordt Abelstok het decor van hippie- en hillbillypraktijken. De veelbewogen twintigste eeuw van Abelstok begint in 1923, wanneer Johannes Petrus Bos uit Wehe-Den Hoorn zijn oog laat vallen op dit streekje. Bos had al een boerderij en akkerbouwbedrijf in Wehe-Den Hoorn, maar wilde in Abelstok een appel- en perenboomgaard aanleggen die onderdeel uit ging maken van zijn kwekerij ‘de Morgenzon’. Daar hoorde ook een boerderij bij. Nadat Bos was overleden, ging de kwekerij naar zijn neef. Die verkocht Abelstok uiteindelijk aan een Haagse adviseur op het gebied van landbouwbeleid. Deze liet het dagelijks toezicht over aan een bedrijfsleider, wat niet helemaal goed ging. Al snel kwam de Hagenees in de problemen omdat justitie in 1969 beslag legde op de goederen van zijn hypotheeknemer. Pas in 1978 kreeg de hij weer toegang tot de kwekerij. De boerderij in Abelstok was inmiddels onbewoonbaar verklaard.
De Hagenees vond het tijd voor biologisch verantwoord fruit en besloot te stoppen met het gebruik van insecticiden. Biologische productie was helemaal in – het waren immers de sixties en de seventies. Abelstok trok jongeren uit het westen aan die in de boomgaard wilden werken. Dat vonden Groningers maar raar en er werd druk gepraat over die ‘langharige jongens uit de Randstad’ die op Abelstok werkten. Blijkbaar was het hebben van lang haar not done in Groningen. ‘‘Het zijn de hippies,’’ fluisterden de omwonenden naar elkaar. In het Nieuwsblad van het Noorden van 22 juli 1971 wordt een inwoonster uit Wehe-Den Hoorn geïnterviewd over deze ‘vreemde nieuwe mensen’. Zij vond de jongeren, ondanks dat zij ‘abnormaal leven’, wel aardig. Ze had alleen te doen met de kinderen die op Abelstok geboren werden en wel een heel vrije opvoeding kregen. De jongeren van Abelstok leefden namelijk in een commune. Het Nieuwsblad vermeldt dat dit spannende gebeuren een geliefd onderwerp was voor buurpraatjes.
De groep jonge werkers werd door het Nieuwsblad omschreven als ‘een macro-biotische commune bestaande uit steeds wisselende mensen van verschillende nationaliteiten’. Dat artikel is trouwens fantastisch om te lezen. De commune had, bij het afwezig zijn van de Hagenees, de boerderij en de boomgaard een beetje overgenomen. Een foto laat een jonge vrouw zien die, met wijde kleren en een sjaal om haar hoofd, de was doet. De Hagenees is niet blij met de commune, vertelde hij aan de krant. Hij wond er geen doekjes om: ‘‘Het is daar een invasie van Amsterdamse viezigheid geworden op mijn boerderij. Ik zal ze er zo snel mogelijk uit proberen te gooien.’’
Inderdaad, het was al snel bijna gedaan met commune. Bij het artikel werd ook een foto van Atje geplaatst: de knappe en langharige 24-jarige ‘leider’ van de commune. Onder de foto staat aandoenlijk: ‘Communeleider Atje zit op zijn gemak in de opkamer en begrijpt niet wat er aan de hand is.’ Verder maakt de schrijver van het artikel nog melding dat het leventje op Abelstok rustig is, dat er veel beesten om de boerderij lopen en dat er Indiase sitarmuziek uit de ramen klonk. Een artikel in het Nieuwsblad van twee weken later meldt dat de burgemeester zich uiteindelijk ook met de kwestie moest bemoeien. Er wordt veel gedebatteerd over de ‘Commune-van-Atje’. Uiteindelijk moesten Atje en zijn vrienden weg omdat het huis, jaren daarvoor al, onbewoonbaar en dus onveilig was verklaard.
Jammer genoeg wierp de biologische productie letterlijk maar weinig vruchten af en werd er besloten Abelstok geheel te laten verwilderen – wat niet moeilijk was, gezien dit ondertussen allang aan de gang was. De Hagenees vond een verwilderde boomgaard een ‘rustpunt’ in een omgeving vol akkers voor de landbouw. Maar de hippies waren nog niet klaar met Abelstok. In 1975 kraakte een groepje Amsterdammers de onbewoonbare boerderij en brachten het fruit naar de hoofdstad.
De Hillbillies van Abelstok
Toen de Amsterdammers succesvol verwijderd waren, veranderde Abelstok van Woodstock in Hillbilly-land. De Hagenees regelde dat er een man ‘van middelbare leeftijd’ op Abelstok kwam te wonen. Die man van middelbare leeftijd bivakkeerde in een caravan in de boomgaard. Hij had een jachtvergunning en een geweer. Het was zijn taak stropers en ongenode fruit-plukkers op afstand te houden. Het was geen peace, love and sex meer wat de klok sloeg – zo gezellig het een aantal jaar terug was geweest op Abelstok, zo grimmig was de situatie nu.
In 1977 brandde de oude boerderij af. Drie jaar later gaf de Hagenees op en gaf Abelstok aan Stichting het Groninger Landschap. Abelstok was nu een natuurgebied. In 1984 werd er een stuk bos bij geplant en zodoende kreeg het de vorm van een dorpsbos. Het hele gebied is momenteel onder beheer van Staatsbosbeheer en heet nu ‘Abelstokstertil’, naar de brug die over het water loopt.
Het is warm als ik over een zandpaadje vanaf Klein-Maarslag naar Abelstok wandel. Via een prachtig paadje met hoge bomen kom ik uit bij het bos. Er is één ‘hoofdweg’, maar daar wijk ik van af via een smal en platgetrapt paadje. Het paadje voert me langs prachtige kromgegroeide fruitbomen, en ik zie appeltjes hangen. Het geurt er heerlijk en de zon valt door de bladeren in bundels uiteen op de bemoste grond. Het paadje wordt steeds smaller tot die helemaal dichtgegroeid is en ik om moet keren. Ik loop het hoofdpad af tot ik bij een betonpad komen dat onder de brug door leidt, langs de Kromme Raken. Dan sta ik bij het gemaal Abelstokstertil. Er varen mensen langs en het ziet er allemaal prachtig uit. De honderdduizend muggensteken die ik in het bos ben opgelopen probeer ik maar even te negeren. Ik pluk wat bloemen die langs de kant van de weg groeien en steek ze in mijn haar. Flowerpower.
© Sanne Meijer, 2015
Dit verhaal werd in 2017 in het septembernummer het tijdschrift Landleven geplaatst.