Op een prachtige winterse dag wandel ik van Stad naar Garmerwolde. Terwijl de wereld onder een witte deken van sneeuw ligt, ontdek ik de bijzondere verhalen van dit dorp. Zo leer ik over het paradijselijk Garmerwolde van schoolmeester Rykens, maak ik kennis met de bewoners van de voormalige borgen en leer ik het verhaal van een trouwlustige dominee kennen.
De sneeuw op de akkers schittert in het felle zonlicht, als een dekbed van diamantjes. Ik knipper met mijn ogen. Een zonnebril was geen gek idee geweest, maar ik had het wintersport-gehalte van mijn outfit zo laag mogelijk geprobeerd te houden. Ik had enkel een paar heerlijk gewatteerde, zuurstokroze snowboots aangetrokken. Het paadje waarover zij een spoor voetstappen achterlieten, was bijna onherkenbaar. Het was, net als de rest van Groningen, bedekt onder een dikke laag verse sneeuw. De combinatie van een witte wereld, blauwe lucht en een felle zon was onweerstaanbaar en had me naar buiten getrokken.
Vanuit de Stad was ik naar Noorddijk gewandeld. Daar had ik het kerkje bewonderd en een stukje door Kardinge gelopen. Nu ben ik onderweg naar Garmerwolde. Ik heb net de Noordermolen achter me gelaten en wandel over een smal paadje, dat parallel aan een bevroren slootje loopt. Ondanks het mooie weer lijk ik alleen op de wereld te zijn. Het is net of de hardlopers, fietsers en mede-wandelaars zijn achtergebleven in Kardinge. Ik hoor de wind suizen, en onder mijn voeten kraakt de sneeuw. Is er een fijner geluid dan dat?
Het Paradijs van Schoolmeester Rykens
Terwijl ik wat foto’s sta te maken, komt er een vriendelijke pony aangelopen. Ze staat in het weiland naast me en haar zwarte kleur steekt schril af met de witte achtergrond. Ik vraag me af of ze het niet koud heeft. In de verte zie ik nog meer paarden en pony’s. Blijkbaar zijn paarden al eeuwenlang vaste inwoners van Garmerwolde, want schoolmeester G. Rykens schreef in 1828: “De voortbrengselen uit het Dierenryk bestaan in voortreffelyke paarden.” Nee, in Garmerwolde lopen geen gewone of goede paarden, maar voortreffelijke paarden. En dat niet alleen, Garmerwolde heeft ook “goede koeyen, die alhier in de schone weiden, goed gedyen. De schapen maken alhier ook een gedeelte van het bestaan der inwoners uit; wier fyne wol ’s jaarlyks door de Groningers wordt opgekocht.”
En dat niet alleen! Er zijn ook vogels en vissen. “Uit de klasse der vogelen treft men alhier eene menigte patryzen aan; voorts wilde eenden, ganzen, snippen, eenige zangvogels enz. De wateren leveren veel snoek op.” Wat te denken van de grond? “Het plantenryk brengt uitmuntende granen voort, als haver, welke hier het meest verbouwd wordt, boonen, weite, raapzaad, rogge, zomer- en wintergerst; ook verbouwd men er goede aardappels, – Men kweekt alhier ook heerlyke tuinvruchten.” Inderdaad, de superlatieven schieten tekort.
En dan de mensen van Garmerwolde. Van schoolmeester Rykens had ik geleerd dat “Het karakter van den Garmerwolder is over het algemeen gunstig: hy is nederig en zyne levenswyze en zeden eenvoudig.” Nou, het kan niet op. U snapt: de verwachtingen waren hooggespannen na zo’n paradijselijke beschrijving.
Hoewel de koeien, wilde eenden, snippen, partrijzen, bonen, granen, aardappels en tuinvruchten zich op deze koude dag niet laten zien (de schapen en ganzen wel), kan ik zien waarom schoolmeester Rykens zo enthousiast was over ‘zijn’ Garmerwolde. In de verte zie ik het dorpje opdoemen: de mooie, veelal historische huisjes staan gezellig bij elkaar, de daken wit en het rook uit de schoorstenen. De kale bomen maken grillige vormen tegen de felblauwe lucht. De kerk vormt een stralend middelpunt. De zon schijnt als een aureooltje over de losstaande toren. Het had zo een werk van Anton Pieck kunnen zijn.
Verdwenen Borgen
Ooit stonden er in Garmerwolde ook nog drie borgen, maar die zijn inmiddels verdwenen. Al in de vijftiende eeuw was er sprake van een ‘Gelmersmaborg’. Het ‘Garmer’ uit Garmerwolde komt waarschijnlijk van ‘Gelmersma’. In 1634 kocht Jodocus Heinsius de borg. Dit was niet zomaar een Jodocus: hij was namelijk secretaris en later syndicus van de Ommelanden. Helaas raakte Jodocus betrokken bij verschillende intriges, waardoor hij werd afgezet en opgesloten. Aan het begin van de achttiende eeuw vestigden Pompejus de Valcke (in de volksmond gewoon Popko) en zijn vrouw zich op de Gelmersmaborg. Toen Popko overleed, werd hij in de kerk begraven – volgens schoolmeester Rykens “onder een buitengewoon grooten zerk.” Een nazaat van Popko zou de borg uiteindelijk publiekelijk verkopen. Er kwam een boerderijtje met de naam ‘Valksburg’ voor in de plaats.
Ook was er een ‘Ridderburg’. Dat klinkt heel spannend, alsof er ridders op voortreffelyke paarden rondreden die elkaar op een lans probeerden te spiesen, maar dat is niet helemaal waar want de borg is genoemd naar de familie Ridder. Waarschijnlijk was het niet eens een borg, maar een eeuwenoud steenhuis dat als boerderij diende. Er waren bijvoorbeeld ook geen heerlijke rechten verbonden aan de plaats. Toch stond het gebouw als ‘borg’ bekend. Volgens onze vriend schoolmeester Rykens werd de borg later door de “Scheppery van het Vierendeel” aangekocht. Dit was een soort waterschapsdistrict rondom Ten Boer. De borg “dienende thans voor eene vergaderplaats voor de Scheppers […] Zylregters en volmagten.”
Veruit de bekendste en machtigste borg van Garmerwolde was echter de Tackenborg. Daar het karakter van de Garmerwolder eerder werd beschreven als “nederig en zyne levenswyze en zeden eenvoudig”, daar geldt het tegenovergestelde voor de bewoners van de Tackenborg. Hier woonden gedurende driehonderd jaar de ‘bekende namen’: de families Clant, Alberda, van Starkenborgh en (oh gruwel) de Mepsche. Dat de familie de Mepsche hun stempel op de Ommelanden hebben achtergelaten, wordt wel duidelijk als schoolmeester Rykens in 1828 nog schrijft over de in 1646 in de kerk van Garmerwolde begraven Everhard de Mepsche, als telg van het “hoog adelyk geslacht van de Mepsche”. Op de Tackenborg woonden rijkelui, de ‘adel’ van de Ommelanden, de machthebbers. Afgezien de borg, bezaten zij een schathuis (koetshuis), de meiersbehuizing (huizen voor de opzichters), singels, plantages en legersteden in de kerken van Garmerwolde en Thesinge. Maar ook deze borg kon de tand des tijds niet doorstaan. In 1738 werd de borg op afbraak verkocht door de voogden van de gezusters Alberda van Enum, die trouwens Susanna Johanna en Johanna Susanna heetten (handig trucje voor als je inspiratie voor babynamen op is).
De Kerk, het Kerkhof en een Trouwlustige Dominee
Alles wat nu over is van de rijke borgbewoners van Garmerwolde, is te vinden in- en om de kerk van Garmerwolde. De kerk stamt uit het einde van de dertiende eeuw en is erg mooi. Tijdens de Reductie van Groningen werd, als een soort beeldenstorm, bijna alles wat rooms-katholiek was verwijderd. Het meest opvallende aan de kerk is dat het schip mist: deze werd wegens bouwvalligheid in de negentiende eeuw gesloopt. Was rest zijn het dwarsschip, de viering en het koor. Het interieur met zijn beschilderde meloengewelven zijn erg indrukwekkend en onlangs gerestaureerd.
Ik loop over het kerkhof, dat vol staat met schots- en scheve grafstenen. Sommige stenen komen amper boven de sneeuw uit. Opvallend is dat hier, net als bij buurdorp Noorddijk, veel gebruik wordt gemaakt van grafpoëzie. Ik bewonder de ene steen na de andere, benieuwd wat er nu weer op geschreven staat. De ene zerk kent een sterk religieuze grafdicht, de andere is weer veel luchtiger. De één erg triest, de ander heel nuchter. Maar binnen in de kerk vind ik een grafzerk die werkelijk alles slaat. De zerk is tot nagedachtenis van dominee Hermannus Sebastiani, die in 1672 op 95-jarige leeftijd overleed. Dit was destijds een uitzonderlijk hoge leeftijd. Hermannus heeft gedurende zijn leven dan ook heel wat vrouwen gekend. Als ik lees wat er op zijn zerk staat, moet ik nog even aan schoolmeester Rykens denken. “Het karakter van den Garmerwolder is over het algemeen gunstig: hy is nederig en zyne levenswyze en zeden eenvoudig.” Nee, dan Hermannus Sebastiani:
Wat is werelds vals bedrijf
ick bracht ’t tot aan 6 wijf
en meende ’t waar gewonnen.
Nu ben ick kout en stijf
hieronder leght mijn lijf
als van de doodt verslonnen.
Bronnen
Dijk, J. van, en H. Buter. “Geschiedenis.” Via http://www.garmerwolde.net/geschiedenis/.
Formsma, W.J. De Ommelander Borgen en Steenhuizen. Assen: Van Gorcum, 1990.
Plas, H. en W. Plas. Religieus Erfgoed in Groningen: Oude Kerken in de Ommelanden. Bedum: Profiel, 2009.
Rykens, G. “Schoolmeesterrapport, 1929.” Via https://www.groningerarchieven.nl/onderzoek/schoolmeesterrapporten/f-g/garmerwolde.
Stichting Oude Groninger Kerken. “Garmerwolde.” Via https://www.groningerkerken.nl/.