In 1764 zijn er dertien grenspalen geplaatst tussen Nederland en het bisdom Münster. Daarvan hebben zeven de tand des tijds doorstaan: twee grenspalen staan op de grens tussen Duitsland en Drenthe, de andere vijf op de grens tussen Groningen en Duitsland. Sterker nog, de vijf Groningse grenspalen staan allemaal in Westerwolde: tussen Ter Apel en Rhederbrug. Ze bepalen, tot op de dag van vandaag, de grens tussen Nederland en Duitsland. Omdat er vrijwel nergens een pad pal langs de grens loopt, brengt de zoektocht me ver van de gebaande paden. Op ontdekkingstocht langs Gronings-Duitse grenspalen: een waar avontuur!
Nooit heb ik een grenspaal gezien in Ter Apel – de plek waar ik nota bene ben opgegroeid. Toch staan er meerdere grenspalen langs de gehele lengte van het dorp. Er zijn nieuwere paaltjes, maar óók twee van die hele oude uit 1764. Een gevalletje ‘je ziet het pas als je het weet’. Ik begin mijn tocht op het zuidelijkste punt van de provincie Groningen en ben van plan noordwaarts te fietsen, naar Rhederbrug. Mijn startpunt is een kruispunt van drie grenzen: tussen het buurtschapje Schwarzenberg (Rütenbrock) aan Duitse zijde, Emmer-Compascuum aan Drentse zijde en het buurtschapje Munnekemoer (Ter Apel) aan Groningse zijde. Op het kruispunt van al deze grenzen staan twee wat nieuwere grensstenen: de ene markeert de Drents-Duitse grens en de andere de Gronings-Duitse grens. Ik voel nog even aan mijn fietsbanden, stop mijn camera in mijn jaszak en stap op.
De grenspaal in de akker
Noordwaarts komen we bij de ‘grote’ grensovergang tussen Ter Apel en Rütenbrock, waar nog een oud douanegebouwtje staat. Ooit hing hier een grote ketting over de weg en liepen er soldaat-commiezen over de straat. Ik ben hier ontelbare keren langsgekomen, maar nog nooit heb ik hier grenspalen zien staan. Volgens onze grenspalen-bijbel Op zoek naar grenspalen, wandeling langs de grens van paal tot paal (Herman Posthumus, Groningen, 2010) staan hier echter meerdere palen vlak na elkaar, waaronder één zo’n hele oude. En warempel, we ontdekken in de berm en in de houtwallen eerst twee ietwat nieuwere palen, uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Dit is te zien aan de letters ‘P’ (Pruisen) en ‘N’ (Koninkrijk der Nederlanden). Beide palen zijn compleet verzakt en overwoekerd.
Even verderop, middenin een braakliggende akker, staat één van de overgebleven grenspalen uit 1764. Het is een prachtexemplaar en ziet er beter uit dan de twee nieuwere palen die we net zagen. In het Bentheimer zandsteen staan de afkortingen EPM (Bisdom Münster) en RBF (Republiek der Zeven Vereenigde Nederlanden) gebeiteld. Ik kan niet geloven dat ik deze paal tot nu toe altijd over het hoofd heb gezien. Ik kijk om me heen. Aan de oostelijke kant kronkelt een oud Duits weggetje, naar het zuiden zie ik het oude douanegebouwtje. Ik ruik de bloeiende aardappelvelden en hoor vogels vrolijk kwetteren. Wat een begin van onze tocht!
De grenspaal aan de voet van de leidijk
De grens maakt een knik oostwaarts. Dit is het gehucht de Hanetange/Hahnentange, waar je terug lijkt te gaan in de tijd. De naam van dit gehucht verwijst duidelijk naar de landschappelijke geschiedenis van dit gebied, want een ‘tange’ is een zandrug door het moeras. De grens loopt langs een leidijk: een dijk die eeuwen geleden werd aangelegd om het moeras nat te houden en daarmee de natuurlijke grens te behouden. Aan de Nederlandse kant liggen de oude vloeivelden van de AGO-fabriek, aan de andere kant wuiven de korenaren op de akkers van Duitse boeren. De grens ligt hier met een klein knikje om één van de Duitse erven gedrapeerd, omdat een Duitse boer aan het begin van de vorige eeuw zijn schuur had vergroot en per ongeluk over de grens had gebouwd. De schuur is allang en breed verdwenen, maar het knikje is blijven bestaan. Ergens aan de voet van deze leidijk moet weer zo’n prachtige grenspaal uit 1764 staan. Je komt er met de fiets niet in de buurt, maar wel te voet. Hoe verder je over de leidijk struint, hoe smaller het pad wordt en hoe hoger het gras groeit. Grote boomtakken hangen laag over het pad. Dat dit geen veelgebruikt pad is, is zeker.
Helemaal aan het einde, daar waar de leidijk een haast onmerkbaar knikje maakt, moeten we volgens het boekje weer op een grenspaal stuiten. En ja hoor, aan de voet van de leidijk, tussen scheefgegroeide bomen, staat ’ie dan: een enorme grenspaal uit 1764. Je krijgt een beetje het gevoel alsof je een schat hebt gevonden, omdat het zo afgelegen ligt. Ik denk dat er best veel mensen in Ter Apel wonen, die hier nog nooit zijn geweest of weten dat deze paal überhaupt bestaat. Dat is ook niet verwonderlijk: de paal ligt op een eenzame plek en het bestaan ervan is noch algemeen bekend noch goed aangegeven. Aan de ene kant wel jammer, want grenspalen als deze zijn toch eigenlijk wel een stukje cultureel erfgoed!
Enge bruggetjes en slaperige veendorpjes
Vanaf de afgelegen grenspaal aan de voet van de leidijk loopt de grens verder noordwaarts, tussen een akker en de Walchumer sloot. Aan Duitse kant loopt er een smal en eenzaam fietspaadje langs het water, slechts voor een paar honderd meter. Aan de andere kant van de sloot kunnen we een grenspaal ontwaren, zij het een nieuwere versie. Toevallig ligt er hier ook een ‘bruggetje’ over het water. Ik gebruik aanhalingstekens, want de brug bestaat uit niet meer dan een paar afgebladderde planken die vrolijk op en neer deinen. Maar ja – we zoeken grenspalen en dan moet je er ook wat voor over hebben hè. Adem in, adem uit, en gaan!
Na het brug-avontuur loopt er geen pad meer langs de grens. Aan Duitse kant kom je er nog het dichtstbij in de buurt. We fietsen door Sustrum-Moor: een slaperig lintdorpje langs de grens. Die heb je veel in dit gebied, aan weerszijden van de grens. Het zijn de dorpjes of gehuchten die zijn ontstaan ten tijde van de veenontginning. Soms zijn ze ook weer verdwenen, toen de ontginning stopte. Sustrum-Moor is in de jaren dertig ontstaan. Het is zó afgelegen, dat het nazi-regime deze plek destijds uitkoos om één van de vijftien Emslandkampen te vestigen. Pas in 1950 werden de eerste echte woonhuizen gebouwd en in 1959 volgde de kerk.
Douanehuisjes en verlaten wegen
Bij Sustrum-Moor hobbelen we over de ‘Westweg’. Deze haast vergeten weg loopt parallel aan de grens, maar is toch nog ongeveer honderd meter verwijderd van de daadwerkelijke grenslijn, die dwars door een akker lijkt te lopen. We komen onderweg niets of niemand tegen, tot we op het kruispunt met de ‘Zollstrasse’ arriveren. Daar doemt uit het niets opeens een huis op, dat duidelijk onderverdeeld is in drie identieke woningen. Het gebouw staat er een beetje verloren bij, zo eenzaam en alleen in het landschap. Het blijken voormalige dienstwoningen van douanebeambten te zijn. Ze hebben allemaal rode geraniums naast de ramen en uit één van de schoorstenen groeit een boom.
In de verte ligt de Hasseberg, bij Sellingen. Dit is met +14.2 meter het hoogste punt van Groningen. De grens loopt over de ‘top’ van deze ‘berg’. Achter de douanehuisjes van Sustrum-Moor ligt een bruggetje waarmee je de Walchumer sloot over kunt steken en via Nederlandse kant over comfortabele paden naar de Hasseberg kunt fietsen. Dat zou ik je aanraden. Je kunt echter ook aan Duitse kant doorfietsen over de Westweg. De weg wordt onverhard en bestaat uit mul zand en losliggende stenen. Het heeft overigens ook de grootste kuilen die ik ooit heb gezien. Geen goed idee dus. Uiteraard kies ik wel voor deze weg. Ik doe een schietgebedje en schuif mijn zonnebril op mijn neus tegen het stuifzand.
De grenspaal bovenop de Hasseberg
Enigszins gebutst maar heelhuids fietsen we door het Duitse dorpje Hasselbrock. De Hasseberg komt in zicht. Hier moet ook ergens zo’n bijzondere grenspaal uit 1764 staan. Op de Hasseberg staan twee huizen, achter elkaar. We kunnen de paal in eerste instantie niet goed vinden en dralen wat rond. Eén van de huiseigenaren komt toevallig net aangereden. Hij verklaart dat zijn schuur een voormalig douanegebouwtje is. Inclusief cel. Of we dat willen zien? Dat laten we ons natuurlijk geen twee keer zeggen!
Dus zo staan we ineens in iemands gevangenis-schuur. De oude gevangenisdeur, inclusief schuifluikje, zit er nog in. De deur en de muren van de gevangenis zijn ongelofelijk dik. Hier werden vroeger af en toe smokkelaars opgesloten. Er werd in deze grensregionen veel gesmokkeld. Boter werd in kisten op de rug vervoerd, jenever in varkensblazen onder de kleding. Die kon je namelijk makkelijk doorprikken als je een douanier in het vizier kreeg. Soms werden zelfs hele koeien en paarden de grens over gesmokkeld, in het holst van de nacht.
Later blijkt trouwens dat de grenspaal bovenop de ‘heuvel’ staat, op het (privé)terrein van het andere huis. Vanaf het hobbelige openbare weggetje dat steil de heuvel oploopt kun je de paal duidelijk zien staan. De paal is opmerkelijk lang, maar de letters zijn weggevaagd. Bovenop de Hasseberg eet ik een broodje stap dan weer op de fiets. Drie eeuwenoude grenspalen gevonden, nog twee te gaan!
Dit was deel II van het drieluik over mijn zoektocht naar de oudste grenspalen langs de Gronings-Duitse grens. Deel I lees je hier. Het volgende en laatste deel verschijnt in week 45 en neemt je mee op ontdekkingstocht van de Hasseberg tot Rhederbrug.
Bronnen
Posthumus, H. Op zoek naar grenspalen, wandeling langs de grens van paal tot paal (Groningen, 2010).
© Sanne Meijer, 2018