December is een feestmaand. De feestdagen gaan van oudsher gepaard met allerlei tradities. Sommige tradities zijn overal in Nederland hetzelfde, zoals het eten van pepernoten met Sinterklaas en het opzetten van een kerstboom tijdens de kerstdagen. Maar er zijn ook tradities met een regionaal karakter. Die komen alleen voor in bepaalde streken of zelfs enkel in bepaalde dorpen. In samenwerking met het Interreg-project MOMAr van de provincie Groningen schrijf ik deze decembermaand maar liefst 10 korte verhaaltjes over typisch Groninger tradities van vroeger & nu.
I. Opzetten met Sunnerkloas
In Groningen werd vroeger niet gesproken over ‘schoen zetten’, maar over ‘opzetten’. Er werden geen schoenen, maar borden voor de kachel gezet. Daarop lagen lekkernijen voor het paard van Sinterklaas. In Groningen kreeg het paard niet alleen wortels en hooi, maar ook ‘mous’: boerenkool. De volgende ochtend vonden kinderen allerlei lekkernijen op het bord, zoals een suikerbeest of fieterknuten. Af en toe vond een kind echter een zakje zout en een plak koolraap. Dat betekende dat Sinterklaas vond dat het kind te oud was om ‘op te zetten’. Met het zakje zout werd het kind ‘ofzoltjet’. Een mooie Groninger traditie is dat boerendienstboden vroeger óók mochten opzetten. Zij plaatsten dan een soort grote ton op de dorsvloer, waarin hooi en koolbladeren werden gelegd voor het paard. De Sint verving die ’s nachts voor een fles jenever of brandewijn, appels en ‘olle wieven’ (oude wijvenkoek).
II. Sinterklaaslopen in Zoutkamp
Sinterklaaslopen is een volksfeest in Zoutkamp. Het wordt gewoonlijk ieder jaar gevierd op een zaterdag rond 5 december. Jonge mannen en vrouwen gaan die zaterdagavond verkleed door de straten. Vroeger droegen deze ‘Sunnerkloazen’ witte lakens als een spook, met een zwarte hoed op en een ketting aan het been. Die enge outfits zijn inmiddels verruild voor allerlei soorten kostuums. Het belangrijkste is hun ‘schebèlskop’ (het masker), waardoor de Sunnerkloazen onherkenbaar blijven. Deze Sunnerkloazen, of Sinterklaaslopers, gaan huizen binnen waar licht brandt. Daar stellen de bewoners vragen aan de Sunnerkloas om erachter te komen wie er achter het masker schuilgaat. Pas als men raadt wie het is, gaat het masker af en wordt hem of haar een klokje ingeschonken. Zo gaan de Sunnerkloazen van huis naar huis, tot het hele dorp aan het einde van de avond samenkomt.
Variaties op het Sinterklaaslopen zie je ook op de Waddeneilanden: van Texel tot en met Borkum, en vroeger zelfs tot Helgoland aan toe. Maar waarom speelt dit feest zich nou juist rond de Waddenzee af? Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat Sinterklaas ook beschermheilige is van zeelieden. Want als je dacht dat Sinterklaas alleen een kindervriend is, dan heb je het mis. Sterker nog, onze goedheiligman beschermt voornamelijk beoefenaars van de wat ruigere beroepsgroepen zoals prostituees, dieven, moordenaars en piraten.
III. Midwinterhoorns in Westerwolde
In de periode tussen de eerste Adventszondag en Driekoningen klinken in Westerwolde de mysterieuze, weemoedig tonen van de midwinterhoorn. De midwinterhoorn is een grote gebogen houten hoorn, die op vijf tot acht kilometer afstand nog te horen is.
Vaak wordt gedacht dat het blazen op de midwinterhoorn een oud Saksisch gebruik is om boze geesten te verjagen. Westerwolde heeft inderdaad Saksische wortels, maar de midwinterhoorn deed pas onlangs zijn intrede. In 2005 maakte een groepje inwoners uit Veele op een Drents evenement kennis met de midwinterhoorn en niet veel later waren de Giezelbaargbloazers uit Veele een feit.
Vijftien jaar later zijn de Giezelbaargbloazers niet meer weg te denken uit Westerwolde. Gelukkig maar, want het geluid van midwinterhoorns in het Westerwoldse winterlandschap is een onvergetelijke belevenis. Het midwinterhoornblazen is daarmee een nieuwe, prachtige ‘(her)uitgevonden traditie’.
IV. Kerstmarkten en winterfeesten
Het zijn nieuwe tradities in Groningen, overgewaaid uit onder meer Duitsland: kerstmarkten en winterfestivals. Maar dat doen we dan wel op z’n Gronings: in historische steden en haventjes, in pittoreske vestingdorpjes of in en om de chique Groninger borgen.
Neem WinterWelVaart: het sfeervolle winterfestijn waarbij tientallen historische schepen aan de kades van de Hoge, Lage en Kleine der A in de stad Groningen aanleggen. De schepen zijn prachtig verlicht, en aan boord kun je genieten van muziek en theater. Aan wal kun je over de wintermarkt struinen of een kunstroute wandelen. WinterWelVaart doet niet alleen Groningen aan, maar ook Appingedam, Zoutkamp en Sappemeer.
Een andere bekende kerstmarkt is die in het vestingdorpje Bourtange. Binnen de vestingwallen waan je je in een winter wonderland. De vesting is sprookjesachtig verlicht, er is live muziek en er is een kerststal. Of wat dacht je van de kerstmarkt op het terrein van de Fraeylemaborg? Hier kun je schaatsen, een ritje met de arreslee maken en genieten van een glaasje glühwein en warme stroopwafels. Groninger borgen zijn in december sowieso gehuld in kerstsfeer: zo wordt de Menkemaborg iedere kerst geheel verlicht door kaarsen. De kerstmarkten en winterfeesten zullen dit jaar helaas even aan ons voorbijgaan, maar hopelijk kunnen we er volgend jaar weer volop van genieten!
V. Het ‘achteraanstuk’
Wist je dat de kerstboom een relatief nieuwe traditie is in Nederland? Deze deed pas anderhalve eeuw geleden zijn intrede. De komst van de kerstboom verdrong het verbranden van het ‘kerstblok’. Het kerstblok was een enorm stuk hout dat op Kerstavond in de haard werd gelegd, en zeven dagen moest kunnen branden.
Dit gebruik kwam vooral voor in de noordelijke en oostelijke provincies van Nederland. In Groningen werd het kerstblok het ‘achteraanstuk’ genoemd. Dit was het achterste stuk hout in de open haard. Helemaal opbranden mocht deze trouwens niet: als het vuur uit zou gaan vóór de feestdagen voorbij waren, zou dit weinig goeds voorspellen voor het komende jaar. Het as mocht ook niet worden weggegooid, want dit werd vermengd met het zaaizaad.
Al in de jaren dertig van de vorige eeuw was de traditie van het kerstblok min of meer voorbij. Soms werd het blok hout vervangen door een boomwortel, of werd deze pas aangestoken op Oudejaarsavond. In een verhaal op de website van De Verhalen van Groningen herinnert Kunny Luchtenberg uit Uithuizen zich een verhaal van haar schoonvader, die wagenmaker was: “Vrouger op oljoaroavend kwamen bie zien ollu, mìnsen aan deur. Dij vrougen om n achteraanstuk. Dit waren worrels van n boom en nait van t beste holt. Woagenmoaker kon doar nait veul mit begunnen. Mìnsen kregen din in hoes n klòkje en gingen mit zo’n achteraanstuk noar hoes. t Wer aanstoken en t braandde in kaggel, terwiel t olle joar in t nije overging.”
Ook landen als Engeland en Frankrijk kennen de traditie van het kerstblok. Heden ten dage wordt deze vooral verbeeld in de vorm van gebak: de Yule Log of Bûche de Noël.
VI. Sunt-Steffen
Sunt-Steffen is de Groningse naam voor Sint-Stephanus, wiens naamdag op 26 december valt. Sint-Stephanus is onder meer beschermheilige van ruiters en van vee – en in het bijzonder van paarden. Lang geleden zou deze Sint-Stephanus langs boerderijen zijn getrokken om daar de dieren te zegenen.
Tradities omtrent Sunt-Steffen kwamen voornamelijk voor in Westerwolde en in de zuidelijke streken van de Veenkoloniën. Dat had te maken met de katholieke gemeenschappen in die grensregio. Zo werd er onder meer in Zandberg, bij Ter Apelkanaal, tot de jaren tachtig van de negentiende eeuw aan ‘Steffenlopen’ of ‘Kou-Steffen’ gedaan. Na de mis op Tweede Kerstdag zegende de pastoor een bult hooi. Vervolgens liepen arbeiderskinderen uit de buurt met armen vol hooi naar omliggende boerderijen. Terwijl ze het hooi aan de koeien gaven, zeiden ze: “Wie Stevvent joe”. Van de boerin kregen ze dan een lekker plak brood met boter, of een cent. Ook werd het volgende rijmpje opgezegd:
Hum kou hum
Sunt Stevven is gekomen
hard gelopen, duur verkopen
zesteg gulden veur dien kou
en n dikke brugge tou
De wat oudere jongelui vierden Sunt-Steffen met het ‘Steffenrieden’. Jongemannen -met name boerenzonen- haalden ’s middags hun paarden van stal en versierden de dieren met papieren linten en strikken. Vervolgens werd er in volle vaart gereden – zonder zadel. De paarden mochten namelijk niet stijf worden van het op stal staan. Daarnaast werd het Steffenrieden gezien als een soort vruchtbaarheidsritueel: het zou de gewassen van het komende jaar beschermen. De jongemannen reden van café naar café. In hun jas zat een borrelglas, die bij elke stop werd volgeschonken door de kroegbaas. ’s Avonds gingen de mannen uit met een meisje: dit werd het ‘Steffen holden’ genoemd.
VII. Eten rond de jaarwisseling
In Groninger zijn een aantal typische gerechten verbonden aan Oud & Nieuw. De bekendste Groninger versnaperingen met Oud & Nieuw zijn toch wel de kniepertjes en rolletjes. Kniepertjes eten we op 31 december, omdat het oude jaar zich volledig uitgerold is. De rolletjes eten we de dag erna, op 1 januari. De opgerolde koekjes symboliseren het nieuwe jaar, dat zich nog moet ontvouwen. Kniepertjes worden ze ook in Drenthe, Twente en de Achterhoek gegeten. Veel families hebben hun eigen recept – zo wordt er in sommige varianten kaneel, vanille of zelfs citroenjenever toegevoegd. Opvallend genoeg zijn rolletjes minder bekend in de rest van het land.
Hoewel kniepertjes en rolletjes een bekend fenomeen in héél Groningen zijn, geldt dat zeker niet voor de spekdikken. Spekdikken komen voornamelijk voor in Westerwolde en het Oldambt (ook in het Duitse Ost-Friesland en delen van Drenthe). Vanwege hun dikke consistentie zijn ze uitermate geschikt als bodem voor alle nieuwjaarsborrels. De belangrijkste bestanddelen van de spekdikken zijn roggemeel, eieren en stroop. De spekdikken worden gebakken in hetzelfde knijpijzer of wafelijzer als de kniepertjes. Er worden een stukje vet spek en drie stukjes droge worst meegebakken.
Kniepertjes, rolletjes en spekdikken zijn de bekendste voorbeelden van eetbare tradities die te maken hebben met de Groninger jaarwisseling. Vroeger bestonden er nog meer. Zo aten veel families op 1 januari stamppot snijbonen. De snijbonen in kwestie waren de in het zout gelegde bonen van de afgelopen oogst. Op de eerste dag van het nieuwe jaar mocht het vat namelijk pas geopend worden. De stamppot werd gegeten met gerookt spek en rookworst.
VIII. Slepen
In sommige dorpen gaan jongeren er tijdens nieuwjaarsnacht op uit om te ‘slepen’: het verplaatsen van voorwerpen die inwoners rond het huis hebben liggen. Vroeger werden er bijvoorbeeld boerenkarren op daken geplaatst, nu worden voornamelijk rondslingerende voorwerpen ergens anders neergezet. Soms gebeurt dat op een centrale locatie, maar het kan ook zijn dat de bewoners de volgende dag flink moeten zoeken om hun bloempotten en tuintafels weer terug te vinden.
‘Slepen’ maakt vaak onderdeel uit van een ‘oudejaarsstunt’. Deze stunts zijn bedoeld om een dorp of vereniging in de spotlights te zetten. In de laatste weken van het jaar verdwijnt er een opmerkelijk voorwerp uit het dorp, dat rond de jaarwisseling weer teruggezet wordt. Zo bleken op 31 december 2013 de borden “leukste dorp van de provincie Groningen” uit Niekerk te zijn verdwenen. De volgende dag doken ze weer op in Kornhorn.
Eén van de bekendste stunts is waarschijnlijk de ‘verschijning van Lenin’ in het Friese Oosterwolde. Op nieuwjaarsdag 1998 stond er opeens een enorm standbeeld van Lenin in het dorp. Deze was afkomstig uit het Groningse Tjuchem – de eigenaar had het beeld uit de voormalige Sovjet-Unie meegenomen.
IX. Kloksmeer
Kloksmeer is een oude traditie in de Groningse dorpen Siddeburen, Hellum en Schildwolde. In deze dorpen wordt de klok van de plaatselijke kerk maar liefst twaalf uur lang onafgebroken geluid. Dat is best een zware taak voor de klokkenluiders. Daarom gingen deze mannen vroeger op oudejaarsdag het dorp rond om wat geld op te halen voor de ‘kloksmeer’: een klokje om de keel te smeren. Inmiddels gaat een deel van het opgehaalde geld naar een goed doel.
Op nieuwjaarsdag komen de dorpsbewoners de klokkenluiders nieuwjaarswensen brengen, wederom met borrel. De bezoeker mag dan het klokkentouw even overnemen. Het is wel belangrijk dat de regelmaat van het luiden niet verstoord wordt, want dat zou ongeluk brengen.
Vroeger vond kloksmeer ook buiten de Woldstreek plaats, zoals in Leermens. Hoe oud het gebruik is, blijft onduidelijk. De eerste vermeldingen stammen uit de late negentiende eeuw. Kloksmeer heeft veel weg van het Thomasluiden: het luiden van klokken op 21 december. Dat gebeurt bijvoorbeeld nog steeds in Zuidoost-Friesland. Ook hier worden de klokkenluiders voorzien van… jawel, drank.
X. Nijjoarslopen
Vroeger was het op de eerste dag van het jaar een drukte van belang op straat. Veel mensen gingen langs de deuren om iedereen een gelukkig nieuwjaar te wensen. Stiekem was dit vooral een kans om wat extra’s te verdienen of te snoepen. Dit gebruik werd het ‘nijjoarslopen’ genoemd.
Zo trokken in de week tussen Kerst en Oudejaarsdag zogenaamde ‘nieuwjaarszangers’ langs boerderijen. Dit waren veelal bejaarde mannen met harde stemmen. Daarnaast liepen er ook ‘snikjongens’ (jongemannen die op de trekschuit werkten) door de dorpen en bliezen op een hoorn. Hiermee hoopten ze een ‘nieuwjaarsgift op te blazen’. Arme mensen kwamen ook langs voor een bijdrage. Er bestond in die tijd veel winterwerkloosheid op het platteland. Voornamelijk ‘dagloonersvrouwen’ gingen op pad en waren voorzien van linnen of katoenen zakjes (of kussenslopen) waar de giften in opgeborgen konden worden.
Ook de plaatselijke jeugd deed de ronde op nieuwjaarsdag. Kinderen zongen liederen en de wat oudere jeugd bracht nieuwjaarswensen over. Wel in ruil voor iets speciaals, natuurlijk. Kinderen gingen akkoord met iets lekkers, de pubers wilden liever een borrel.
Veul zegen ien t nijjoar
zet de zeupies mor kloar
n rollechie der bie
dat is goud veur mie
© Sanne Meijer, 2020
‘Groninger decembertradities’ is een serie korte verhalen van Sanne Meijer Onderweg in samenwerking met MOMAr / provincie Groningen.