Nu we genieten van de eerste warme lentedagen, lijkt de boerenkooltijd nog erg ver weg. Toch moeten we er nu al aan denken om de ‘mous’ (voor) te zaaien. Er staan al een paar mooie boerenkoolplantjes in mijn vensterbank, klaar om afgehard en uitgeplant te worden!
Wat is nou Groningser dan ‘mous’? Boerenkool is natuurlijk overal in Nederland wel te vinden, maar waarom verbinden we het gewas dan zozeer met Groningen? Is dat omdat we er zo’n mooi woord voor hebben?
Mous in de Groninger taal
Toen mijn voormalig docent Nederlands op de middelbare school vanuit Utrecht naar Westerwolde verhuisde, vroeg zijn Groningse buurman ‘of hij de mous er al in had’. Mijn docent keek hem verward aan. Nee, antwoorde hij, hij had geen muizen in huis…
Om een of andere reden ben ik deze anekdote nooit vergeten. Het is zo’n prachtig Gronings woord, ’mous’. Onze taal lijkt sterk verbonden met het ‘Groningse gevoel’ dat we krijgen bij boerenkool. Er zijn ook best veel spreekwoorden met ‘mous’, die vreemd genoeg vooral op onechtelijke kinderen van toepassing zijn. ‘Hai het ain onder ’t mous loopm’ betekent ‘hij is de vader van een onecht kind’. En een kind dat ‘onder t mous vonden is’, is een vondeling of onecht kind.
Over kinderen gesproken: weet je nog dat toen je als kind naar de maan keek, je een gezichtje zag? Of een figuurtje? Dat is, volgens de Groninger overlevering, de ‘mouskeerl’. Het mannetje in de maan. Hij heeft mous gestolen en is voor straf naar de maan gestuurd. Als je goed kijkt, zie je hem met een ‘schuddel vol mous’ staan (Nieuwsblad van het Noorden, 18-09-1915).
Er bestaat ook een mooi Groningstalige rijmpje over mous, opgeschreven door K. Ter Laan. Komt ’ie:
Mous is goud veur drous
mor wordt ‘t spek ter oet vergeetn
din is ’t gain mìnskneetn
Van toene tot stommel
Dat rijmpje is zeker van toepassing op Groningers, want zij eten de stamppot mous van oudsher met spek en spekvet. Spekvet wordt in Groningen ook wel ‘stip’ genoemd en gebruikt als een soort jus. ‘Mous mit stip’ is dan ook voor veel Groningers een begrip. Bovendien wordt Groningse stamppot mous gegeten met metworst en gort. Sterker nog, Hans Donderwinkel stelt dat er in de omgeving van Winschoten traditioneel niet eens aardappelen worden gebruikt, enkel gort (Donderwinkel, Gronings Eten, 40).
Dat Groningers gek zijn op mous, blijkt ook wel uit het feit dat zij vroeger – vóór de opkomst van de supermarkt in de jaren zestig – grote hoeveelheden mous in de moestuin hadden staan. Sommige boerderijen hadden zelfs een eigen ‘moustoene’ op het erf: een aparte tuin voor de boerenkool. Dat is mijn droom voor de toekomst!
Niet alleen mensen waren dol op mous, ook het paard van Sinterklaas at graag mous. Zodra de goedheiligman in Nederland was gearriveerd, werd in Groningen geen schoen, maar een bord voor de kachel gezet. Daarop lag mous voor het paard. Hij at ook graag de ‘mousstommel’: de stronk van de boerenkool. Volgens K. ter Laan verzamelden arme mensen de achtergebleven stronken op het land: die werden gebruikt als brandstof.
Landras
De boerenkool die ik in mijn Grunnegs toentje ga telen is een landras. Dat is een variëteit die van oorsprong niet per se Gronings is, maar jarenlang in Groningen is voort gekweekt. Daardoor heeft het groenteras zich over tijd aangepast naar de lokale omstandigheden. Eigenlijk heeft deze boerenkoolsoort dus een soort integratieproces doorlopen en is ‘ver-Groningst’. De zaden die ik gebruik heten ‘Mous’ en zijn afkomstig uit de collectie oude groenterassen van Ruurd Walrecht van De Oerakker.
Vroeger was er wel een écht Gronings boerenkoolras: de ‘Groninger Zilverhart’. Een prachtige naam. Ik vond het in een rassenlijst uit 1948. In de omschrijving staat het volgende: “tamelijk fijngekruld, met wit hart, dat zich na het invallen van de vorst scherp aftekent. Grote opbrengst. Wordt hier en daar in Groningen geteeld.” Daarna is het ras uit de bronnen verdwenen en, ik vermoed, helaas verloren geraakt.
Bronnen
Auteur onbekend. ‘Over ons dialect XXI’. Nieuwsblad van het Noorden, 18-09-1915.
O. Banga, red. 3e beschrijvende rassenlijst voor groentegewassen [groentegewassen, tuinbouwmais, tabak, aardbei]. Instituut voor de veredeling van tuinbouwgewassen. Wageningen, 1948.
N. Berendsen. Achter de Koezen: klassieke en moderne recepten uit de provincie Groningen. Bedum: Uitgeverij Profiel, 2022.
H. Donderwinkel. Gronings Eten. Groningen: Uitgeverij Passage, 2012.
K. ter Laan. Nieuw Groninger woordenboek. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1977.
H. Molema. Woordenboek der Groningsche volkstaal in de 19e eeuw. Groningen: Wolters-Noordhoff, 1985.