Proloog
Atlantische Oceaan, voorjaar 1912 – Hij keek omhoog. De inktzwarte hemel was bezaaid met glinsterende sterren en had een heldere maan. Het zijn dezelfde sterren als die waar hij als klein jongetje naar staarde, toen hij nog in Wittewierum woonde. Zittend in het weiland, achter de boerderij, kon hij urenlang dromerig naar de lucht kijken. Wat was de wereld toch een mysterie. Nu, jaren later, hield hij zich krampachtig vast aan een stuk hout, ergens in het midden van de Atlantische Oceaan. Hij wist dat hij nooit meer naar Groningen terug zou keren en zijn broer niet meer terug zou zien. Het laatste gedeelte van het schip ging onder in het ijskoude, onvergefelijke water en hij wist dat hij ieder moment zou volgen. Een vreemd gevoel van rust overviel hem. De sterren en de maan zijn hetzelfde als die in Wittewierum.
Het turbulente leven van een Groningse avonturier
Ergens in een dorp ten noorden van Groningen, drink ik een kopje thee met mevrouw Han Slager-Bolhuis. Op tafel liggen stapels boeken over de Titanic. Slechts een enkeling heeft er weet van dat er een Groninger is omgekomen op de Titanic. ‘‘En dat terwijl zoveel mensen het juist heel interessant zouden vinden. De Titanic is natuurlijk nog steeds iets wat iedereen enorm tot de verbeelding spreekt.’’ Ik blader door mappen vol met documentatie die Slager-Bolhuis in de loop der jaren heeft verzameld. In de ene map zitten krantenartikelen, gekopieerde stukken tekst en andere informatie over de drie Nederlanders aan boord van de Titanic. Één daarvan was Hendrik Bolhuis, de oudoom van Slager-Bolhuis. ‘‘Ik ben ermee opgegroeid dat mijn oudoom Hendrik op de Titanic overleden is. Het kwam ter sprake op bepaalde momenten, dan hadden we het er even over. Zo had mijn oma Hinderkien een puddingvorm van een vis. Ze vertelde me dan dat Hendrik daar vaak pudding in maakte als hij op bezoek was. Hij stond altijd in de keuken en maakte dan van álles, waarbij hij alle potten en pannen gebruikte.’’ Slager-Bolhuis lacht. ‘‘Hij maakte allerlei exotische dingen, vooral uit de Franse keuken. Dat was ongekend in deze contreien.’’
Ambitieus was Hendrik Bolhuis altijd geweest. Mevrouw Slager-Bolhuis noemt het zijn ‘‘avontuurlijke instinct’’. Hij wist al vroeg dat hij andere dingen wilde dan de gemiddelde jongeman uit Wittewierum. Als hij zijn toekomst voorstelde zag hij geen landarbeider, geen gesetteld leven. Een wereldreiziger, dat zag hij. Hij droomde over verre landen en grote steden. Maar hij was ook een realist: hij zou hard moeten werken om daar te komen.
Hendrik werd geboren op tweede kerstdag 1884, in Wittewierum, een klein plaatsje in het noorden van de provincie Groningen. Daar hadden zijn ouders, Hindrik en Anje, een boerenbedrijf. Hendrik en zijn twee jaar oudere broer Klaas waren vernoemd naar hun twee broertjes, die allebei op zeer jonge leeftijd waren overleden. Slager-Bolhuis heeft ook twee portretten van Hindrik en Anje. De vader en moeder van Hendrik hebben hun mooiste kleding aan op de foto’s. ‘‘Je kunt zien dat zij altijd hard gewerkt hebben, en verdriet gekend hebben. Ze hebben een ‘stoer’ leven gehad, zoals we dat in het Gronings zeggen.’’
Een aantal jaar later besloten Hindrik en Anje het roer om te gooien en verhuisden naar de stad Groningen. Na eerst nog op een ander adres gewoond te hebben, woonde de familie in 1900 op de Steentilstraat nummer 34, waar zij een kruidenierszaak en slijterij begonnen. Hendrik, toen veertien jaar, woonde tegen die tijd echter al niet meer thuis. Hij werkte bij bakker Wiardi in de Oude Ebbingestraat, en was daar ook op kamers. In 1904 vertrekt hij naar Utrecht, en de volgende zes jaar werkt hij als kok in onder meer Brussel, Oostende, Parijs, Londen en Monte Carlo.
Hij keerde in september 1910 terug naar de Steentilstraat in Groningen. Inmiddels woonde zijn broer Klaas met diens vrouw Hinderkien aan de overkant van de straat. Moeder Anje was vlak voor Hendrik’s terugkeer overleden. Haar man Hindrik volgde haar twee maanden later. Er was nu, afgezien zijn broer Klaas, niets meer wat Hendrik tegen hield om echt de wijde wereld in te trekken en het avontuur aan te gaan.
Hendrik werkte in veel verschillende hotels en restaurants door heel Europa. Hij bleef constant solliciteren naar hotels en restaurants die hem nog uitdagender leken. ‘‘Dit is het antwoord van het Grand Hotel in Christiania, destijds de benaming voor Oslo,’’ zegt mevrouw Slager-Bolhuis, en wijst op een oude, chique brief. Hendrik was aangenomen, maar het is niet duidelijk of hij er daadwerkelijk heeft gewerkt. Alleen al in de eerste zes maanden van 1911 heeft hij waarschijnlijk al op drie verschillende plekken gewerkt. Zijn zwervende bestaan verdiende prima, waardoor hij regelmatig naar Groningen kon reizen om zijn broer te bezoeken. In de zomer van 1911 werkte hij in Londen, in één van de hotels en restaurants waar de Italiaan Luigi Gatti manager was. Gatti kreeg van de White Star Line de opdracht personeel te ‘ronselen’ (zo heette dat destijds, nu hebben we andere connotaties bij dat woord) voor hun nieuwe stoomboot de RMS Olympic. Hendrik werd ook gevraagd door Gatti, en hij wist niet hoe snel hij moest accepteren. Op woensdag 20 september 1911 ging hij aan boord voor de overtocht van Southampton naar New York. Kort na het vertrek had de Olympic echter een aanvaring met een oorlogsschip, waardoor de Olympic grote schade opliep en moest terugkeren. Hendrik schreef gelijk een brief aan zijn broer Klaas, waarin hij zei dat ze bijna met man en muis waren vergaan. De ironie is stekend.
‘‘Dit is mijn favoriete kaart,’’ zegt Slager-Bolhuis. Ze houdt een kaartje vast waarop het McAplin Hotel in New York staat, destijds het grootste hotel ter wereld. Het zou datzelfde jaar nog geopend worden en Hendrik leek hiermee te zeggen dat hij hier graag bij zou willen zijn. Het kaartje is gedateerd op februari 1912. ‘‘Het is het één-na-laatste wat mijn opa van hem hoorde.’’ Ik pak het kaartje aan. Het is ontroerend om iets vast te houden wat Hendrik vastgepakt heeft, waar hij iets op geschreven heeft, iets wat van hem is.
Enkele maanden later stapte Hendrik aan boord van RMS de Titanic. Gatti had wederom personeel geregeld en Hendrik aangesteld als ‘larder chef’ van het à la carte-restaurant. Een ‘larder chef’ hield zich bezig met het koude buffet. Werken op het grootste, meest luxe stoomschip ooit – en onzinkbaar ook nog. Dit was het leven waarvan hij altijd al had gedroomd. Hij ging naar New York! Hendrik had geen tijd om zijn broer te schrijven, want het ging allemaal heel vlug. Een tijdje ervoor had hij nog een kaart gestuurd waarop hij vermeldde dat hij in maart of april een weekje verlof zou hebben en naar Groningen zou komen. Klaas, Hinderkien en hun twee kinderen wachtten hem op – maar hij kwam nooit.
In Southampton gaf hij zijn koffer in bewaring en op 10 april 1912 vertrok de Titanic. In de nacht van 14 op 15 april voltrok zich de welbekende ramp waarbij er 1522 mensen om het leven kwamen, waaronder bijna de gehele keukenbrigade, op de directeur van het restaurant na. Het keukenpersoneel had maar weinig kans, ten eerste omdat zij noch de status van passagiers hadden, noch de status van bemanning. Ten tweede bestond dit huurpersoneel grotendeels uit buitenlanders en met name uit Fransen, waar op neergekeken werd. Ze werden door de Britten niet toegelaten op het sloependek. Er gaan verhalen dat de bakkers gewoon doorgingen met brood bakken, om mee te geven aan de passagiers die in de reddingboten werden gezet. Zij wisten toch al dat hun treurige lot bezegeld was.
Klaas, Hendrik’s broer, kwam pas eind juli achter de reden waarom zijn broer nooit op bezoek was geweest, zoals hij had beloofd. Drie maanden lang had hij geen idee waar zijn broer was, totdat hij brieven van Hendrik’s vrienden kreeg. Deze vrienden vroegen zich af of Hendrik misschien niet aan boord was geweest van de Titanic. Toen begon er iets te dagen. Klaas’ vermoedens werden bevestigd door de brieven die hij kreeg van Hendrik’s hospita in Monte Carlo en van de Nederlandse consul te Londen. Op 27 juli 1912 verscheen er een korte overlijdensadvertentie in het Nieuwsblad van het Noorden. Als enige erfgenaam kreeg Klaas het Engelse spaarboekje van zijn broer. Dit gebeurde pas in november. Nog veel later, dertien en halve maand na de ramp, werd Hendrik’s loon van de Titanic uitgekeerd. Hij ontving een weekloon van 3 pond en had in die paar dagen aan boord 2 pond 11 shilling en 5 pence verdient. Maar het heeft hem wel zijn leven gekost.
Na zijn overlijden werd de koffer die hij in Southampton in bewaring had gegeven, teruggestuurd naar zijn enige erfgenaam, zijn broer. In de koffer zaten maatpakken, zijn wandelstok, zijn correspondentie, een ring en een dik kookboek. ‘‘Kleding en dergelijke werden op een boeldag verkocht. Zo ging dat toentertijd nou eenmaal. Eeuwig zonde natuurlijk.’’ Maar de koffer is er nog, en de wandelstok ook. Op tafel van mevrouw Slager-Bolhuis liggen de overgebleven bezittingen van Hendrik, die door de jaren heen zijn behouden. Een prachtige ring, met sterrenbeelden erop. Heel werelds en ongewoon voor die tijd. Het kookboek ‘Moderne Kookkunst’ ligt er ook bij. Het is een dikkerd, en ruikt zoals een oud boek hoort te ruiken. In sierlijk handschrift heeft Hendrik zijn naam op de eerste pagina geschreven. Een stempel vertelt dat hij het boek bij een Groningse boekhandelaar heeft gekocht, P.H. van Wermeskerken. Verder bekijk ik zijn correspondentie, dat naast sollicitatiebrieven naar verschillende restaurants ook verscheidene ansichtkaarten bevat waarin vrouwen uit heel Europa hem de liefde verklaren. Hendrik stond ook wel bekend als ‘Mooie Hennie’ en de vrouwelijke aandacht was zeker niet schaars. De één zegt haar man voor hem te verlaten, de ander schreef dat ze op het moment zat te wachten waarop ze eindelijk een reactie zou krijgen op al haar brieven. Ze zouden nooit meer wat horen.
De dood van Hendrik kreeg geen journalistieke aandacht. Pas in 1982 verscheen het eerste echte krantenartikel over deze Groningse kok. Mevrouw Slager-Bolhuis heeft alles verzameld. Op tafel staat ook een ingelijste foto. Het is een statig portret van Hendrik en zijn broer Klaas. Beide kijken geconcentreerd voor zich uit. Het zijn beide knappe, gedistingeerde mannen. Hendrik is een echte gentleman, met een perfecte snor en gesteven boord. Het is geen wonder dat hij zoveel vrouwen het hoofd op hol bracht. Mooie Hennie werd slechts 27 jaar.
Epiloog
Wittewierum, najaar 2014 – Ik fiets over een hobbelig weggetje door de weilanden. Over mijn schouder zie ik de lange weg die ik afgelegd heb op zoek naar het geboortehuis van Hendrik Bolhuis. De eenzaam gelegen boerderij waarin Hendrik opgroeide is helaas afgebrand in de jaren zeventig, en in de jaren erop in verval geraakt. Er doemt bebossing op in de verder lege en uitgestrekte omgeving. Dat moet het zijn. Ik heb veel vervallen gebouwen gezien, maar dit verdient een heel nieuw woord. Van de boerderij die ooit eens was, staat er alleen nog een schuur overeind. Maar ook dat duurt vast niet lang meer. Het is nog heel duidelijk te zien wat ooit het erf is geweest: eromheen loopt een recht uitgegraven sloot, als een soort slotgracht. Het erf is nu bijna niet meer te betreden, maar uiterst dicht begroeid met bomen en struiken. Met moeite kan ik de schuur en een aantal andere stenen overblijfselen ontwaren. Alles is overwoekerd. Het najaarszonnetje probeert door de dichte bladerendeken door te komen, en valt in bundels uiteen op de donkere grond. Het is duidelijk dat hier al jaren niemand is geweest.
Als ik weer uit het bos kom, kijk ik omhoog. Het is ’s ochtends, ik kan de maan nog zien. Ik denk aan Hendrik. De sterren en de maan zijn hetzelfde als die boven de Atlantische Oceaan.
Bronvermelding
– ×.‘‘Groninger Bolhuis één van de drie Nederlandse doden.’’ Dagblad van het Noorden, 10 april 2004, blz. 6.
– Brandsma, R. ‘‘Ijzige herinnering aan kok Hendrik Bolhuis.’’ Dagblad van het Noorden, 16 april 2012, blz. 18.
– Groot, de, E.P. ‘‘Het Titanic-drama: Zeemansgraf voor Groninger kok.’’ Nieuwsblad van het Noorden, 10 april 1982, blz. 39.
– Groot, de, E.P. 75 jaar Titanic. Alkmaar: De Alk, 1987.
– Laan, van der, M. ‘‘Groninger Vrijbuiter op de Titanic.’’ Dagblad van het Noorden, 25 februari 2012, blz. 37.
– Musschoot, D. 100 jaar Titanic: Het verhaal van de Belgen en de Nederlanders. Vlaanderen: Lannoo, 2011.
– Pastoor, P., ed. Boerderijen gemeente Ten Boer en Overschild, 1595 -2005. Bedum: Profiel, 2006.
Met dank aan mevrouw H. Slager-Bolhuis te Bedum, meneer L.H. Bolhuis te Ten Post en meneer T. Penninga namens de Historische Vereniging Ten Post en Omstreken.