Het klooster in Ter Apel is één van mijn favoriete plekken. Als getogen Troapeler is dat natuurlijk ook niet gek, want het klooster staat eigenlijk symbool voor mijn dorp. Het is er verrassend, geheimzinnig, prachtig. Hoe vaak ik er ook ben geweest – uitgekeken raak ik nooit.
Een vriendin van mijn moeder maakt prachtige schilderijtjes op doek. Afgelopen november maakte ze een serie schilderijen die ‘winter’ als thema hadden. Ik was gelukkig genoeg om er eentje uit te mogen kiezen. Hoewel ze allemaal even mooi waren, had ik mijn keuze al snel gemaakt: een schilderij van het kruisherenklooster in Ter Apel, met de voormalige ‘Apostelenboom’ op de voorgrond, in de sneeuw. Het is een prachtig plaatje en hét gezicht van Ter Apel. Met dit schilderijtje heb ik mijn ‘thuis’ altijd bij me – waar ik ooit ook terecht zal komen.
Het is één van mijn favoriete plekken ter wereld, het klooster van Ter Apel. Niet alleen omdat het ‘mijn’ hometown symboliseert, maar ook vanwege de schoonheid, mystiek en historische waarde van het gebouw. Het begint met de weg ernaartoe. Die blijft een traktatie, hoe vaak ik die ook gefietst, gewandeld of gereden heb. Een klinkerweg, omzoomd door hoge groene bomen, vormt als het ware een imposante oprijlaan. Dan, ineens, doemt aan mijn linkerhand een haast onverwacht bouwwerk van rode baksteen op – het heet Klooster Ter Apel. Het staat er al eeuwen, verstopt tussen de bomen. Een reliek van lang vervlogen tijden.
Hoewel de Lekenkerk nog steeds dienst doet als godshuis, heeft de rest van het klooster voornamelijk een culturele bestemming. Het overgrote deel is nu een museum voor klooster- en kerkgeschiedenis en religieuze kunst. Daarnaast bestaan er enkele galeries en expositieruimtes, en is het gebouw eveneens een locatie voor concerten, congressen en huwelijksvoltrekkingen. Er is een winkeltje en ook een kloostercafé (de voormalige Refter). Talloze keren heb ik er rondgelopen en genoten van de bezienswaardigheden. De kruisgang, de oude kamers en -zalen, het scriptorium, de ziekenzaal en de kruidentuin. En ook de schilderijen van Helmantel, de eikenhouten hoofdjes in de Kanunnikenkerk, en de monnik in de gang.
Deze keer wandel ik langs een nieuwe expositie, die uitweidt over het monnikenwerk dat in het ‘Scriptorium’ werd volbracht. Vroeger konden niet veel mensen lezen en schrijven, maar kloosterlingen wel. Daarom namen zij de taak op zich om boeken te schrijven en te kopiëren. Met de hand, uiteraard. Eeuwenlang waren zij verantwoordelijk voor de middeleeuwse boekproductie. De expositie ‘Het Scriptorium’ laat zien hoe het middeleeuwse boek tot stand kwam. Het laat me, ondanks de schitterende voorbeelden, bedenken hoe blij we mogen zijn met de uitvinding van de boekdrukkunst.
In de kerk steek ik een kaarsje aan en zak neer op een bankje. Alles hier ademt geschiedenis. Het begon allemaal lang geleden. Hier waren destijds nog geen bossen – enkel een brede zandrug door het onbegaanbare hoogveengebied dat zich vele hectares uitstrekte. De zandrug was groot belang voor de eeuwenoude handelsroute tussen Münster en Groningen. Hier, op de plek wat wij nu Ter Apel noemen, stond in de dertiende eeuw een voorwerk van een ver weg gelegen premonstratenzer klooster. Een voorwerk, of een uithof, is een boerderij dat tot een klooster behoorde en het klooster voorzag van eten en dergelijke. Eromheen ontstond een nederzetting die Apell werd genoemd.
Apell was in handen van Jacobus Wiltingh, pastoor in Garrelsweer en vicaris in Loppersum. Gelukkig was Jacobus de slechtste niet en doneerde zijn nederzetting Apell aan de Orde van het Heilig Kruis onder voorwaarde dat op deze plek een klooster gesticht zou worden. Zo gezegd, zo gedaan. In mei 1465 kwam het Generaal Kapittel van de Kruisheren bijeen en besloot het Kruisherenklooster Sint Gertrudis in Bentlage aan de Eems bij Rheine tot moederklooster te benoemen.
Vanuit Bentlage werden daarop vier priesters en een handjevol lekenbroeders naar Apell gestuurd. Zij begonnen met het de oprichting van het klooster, dat vanaf 1473 de naam Domus Novae Lucis zou gaan dragen – Huis van het Nieuwe Licht. Tussen 1465 en 1561 werd gewerkt aan de bouw van het klooster. Behalve het conventgebouw verrezen er ook watermolens, een perkamenthuis en een gastenverblijf. Er kwam ook een bak- en brouwhuis op de plek waar tot op de dag van vandaag nog steeds een horecagelegenheid staat: het iconische Hotel-Restaurant het Boschhuis.
Tijdens de bouw van het klooster raasde de Reformatie door ons land. Toen het gebied Westerwolde in 1593 in veroverd werd door Willem Lodewijk van Nassau, werd het katholieke geloof afgezworen en ging men over op het protestantisme. Veel monniken hadden tegen die tijd het klooster al verlaten. Het klooster kwam via via in handen van de stad Groningen. De bestuurders van de stad gaven de nog aanwezige broeders toestemming om te blijven, maar verboden de intrede van nieuwe monniken. In 1604 bekeerde de laatste monnik zich tot het protestantisme. Johannes Emmen was daarmee zowel de laatste prior als de eerste predikant van Ter Apel.
In 1636 maakte de stad Groningen een einde aan het gasthuis dat bij het klooster hoorde. De kloosterlingen zagen het als hun taak pelgrims en reizigers van onderdak te voorzien, maar volgens de stad trok het veel te veel landlopers en schorriemorrie aan die misbruik maakten van die gastvrijheid. Het klooster had nu weinig functie meer. Daarnaast waren vrijwel alle overgebleven kloosterlingen inmiddels overleden. Een nieuw tijdperk brak aan.
Het klooster bekleedde in de daaropvolgende eeuwen vele functies: predikantswoning, timmerwerkplaats, school. Intussen leidden stormen, brand en hoge onderhoudskosten tot algeheel verval. De westgevel werd in 1755 gesloopt. De bovenverdieping met de cellen van de Kruisheren onderging in 1834 hetzelfde lot en drie jaar later volgden de gewelven.
Toch bleef, in tegenstelling tot alle andere kloosters in Groningen, de Domus Novae Lucis overeind. Het klooster werd tussen 1930 en 1933 op initiatief van de stad Groningen, destijds nog steeds eigenaar, intensief geconserveerd en gerestaureerd. Sinds 1992 behoort Klooster Ter Apel tot de UNESCO Top 100 van onroerende objecten in Nederland. De Deense architect Johannes Exner herbouwde de westvleugel, die in 2001 gereed kwam.
In het klooster anno 2016 voelt het alsof je teruggaat in de tijd. In de gangen vang ik zwemen Gregoriaanse muziek op en er hangt een mysterieuze sfeer. Door de gekleurde raampjes zie ik de kloostertuin: groene kruiden, kleurige bloemen en oude bomen. Ik stap naar buiten en voel de zinderende warmte. Ik merk nu pas hoe koel het eigenlijk binnen die dikke kloostermuren is. De kruidentuin vind ik één van de mooiste plekken van het terrein. Mijn moeder werkt er als vrijwilliger, samen met een enthousiast tuinteam. In de tuin kijk ik mijn ogen uit naar de talloze keuken-, geneeskrachtige- en verfkruiden. En ik verwonder me over de moerbeienboom, de bosaardbeitjes en koningsvaren. Prachtige bordeauxrode stokrozen, bijna zwart. Een olijfboom. Fladderende vlinders. Ik kan hier uren rondlopen…
Maar het is weer tijd om te gaan. Ik loop nog wel even rondom het klooster. Tot 2007 stond op het grasveld voor het kloostergebouw de Twaalf Apostelenboom. Dit is de bijnaam van een linde die meer dan vijfhonderd jaar oud is geworden. Op een bepaald moment had de boom twaalf takken, dat als symbool werd gezien voor de twaalf apostelen. In de nacht van 28 op 29 december 2007 waaide de boom om, die op dat moment al geruime tijd ernstig ziek was. Enthout van de oude boom is gebruikt om nieuwe lindes te kweken die zijn geplant op de plaats waar eerste de oude linde stond.
Direct rondom het kloostergebouw ligt een grasveld, waarop hier en daar mensen picknicken. De appeltjes in de appelbomen krijgen al rode wangen. De gele kleur van de schaapskooi licht op in de zon. Zo ver ik kan zien, strekken de Kloosterbossen zich uit. Het is een heerlijke plek. Ik stap weer op en fiets via smalle paadjes de bossen in. Ik kijk nog even om, maar al snel zie ik niets meer. Het klooster en al zijn geschiedenis is weer verdwenen in de natuur.
Bronnen
Schuitema-Meijer, A.T. Het klooster Ter Apel: Geschiedenis van het klooster in Ter Apel en zijn bewoners. Groningen: J.B. Wolters, 1966.
Wegman, C.J. en R.M.A. Wegman. Westerwolders en hun woningbezit van 1568 tot 1829, deel 8: het klooster Ter Apel. Wierden, 2005.
www.kloosterterapel.nl