maandag 7 juli 2014
Deze zomer reis ik langs het Boterdiep van Groningen naar Uithuizen en zal verslag doen van alle mooie en bijzondere plekken die ik onderweg tegenkom. Mijn doel is om te laten zien dat ook dichtbij huis prachtige plaatsen te vinden zijn, allen met hun eigen verhaal. Deze keer blog ik over het derde gedeelte: van Noordwolde naar Onderwierum.
Ik laat Noordwolde achter me door een eenzame, kaarsrechte weg westwaarts te nemen. Het enige wat ik passeer is het voetbalveld van Noordwolde, en een aantal vriendelijke koeien die ik begroet met ‘Dag, dames’. Uiteindelijk kom ik uit op de Wolddijk, een lange weg die feitelijk van Noorderhoogebrug tot iets ten noordwesten van Bedum loopt. Daarna gaat de dijk door in oostelijke richting, boven Bedum langs, naar het Kardingermaar en van daar in zuidoostelijke richting naar Oosterdijkshorn bij Ten Boer. Ik zal de Wolddijk tot Westerdijkshorn, ten noordwesten van Bedum, volgen, en neem er dan afscheid van.
Men begon in de vroege Middeleeuwen met de aanleg van de dijk. Na aanleiding van de toenemende ontginning in het Woldgebied, zakte het maaiveld destijds zo’n drie meter en stroomde het vol water dat vanuit het noorden het land binnendrong. Niemand minder dan de heilige Walfridus himself kwam, volgens de overlevering, met het idee een dijk te bouwen. Walfridus, ook wel Wolfryt genoemd, leefde in de tiende of elfde eeuw, en was een welbekende inwoner van Bedum. ‘Wij noorderlingen’ kennen de naam over het algemeen wel als zijnde van de scheve kerk in Bedum. Walfridus zou het christendom naar het noorden van Groningen hebben gebracht, en zou nu dus ook nog een begin hebben gemaakt met de waterkering rondom Bedum. De Wolddijk anno 2014 is omzoomd door hoge bomen en hier en daar staan huizen of boerderijen. Onderweg kom ik langs een enorme, chique oprijlaan, met aan weerszijden pilaren waar ‘Alma’ en ‘Bedum’ op staan geschilderd. Ik tuur in de verte en zie dat de oprijlaan naar een grote, chique boerderij leidt. De huidige boerderij stamt uit de negentiende eeuw en staat op een stuk grond waar vroeger de Almaborg heeft gestaan, een zeventiende-eeuws huis met hoogstwaarschijnlijk nog oudere fundamenten. Ik stap af om wat foto’s te maken. De groene weilanden en blauwe lucht geven een mooi plaatje, maar de hitte doet de horizon sidderen.
Ik passeer het spoor en kom dan in Westerdijkshorn terecht. Het kerspel Dijckshorne werd in de dertiende of veertiende eeuw gesticht. Een kerspel was de kleinste politieke eenheid waarbij de kerk het centrale punt was. De kerk stond op een opgeworpen wierde aan de zuidkant van het dorp. Hier is helaas geen enkele afbeelding van bewaard gebleven. Op het kerkhof werd in de vijftiende eeuw een vrijstaande klokkentoren gebouwd. De toren is meerdere malen van ellende in elkaar gestort en ontelbare keren gerenoveerd, maar hij staat nog steeds. In de toren hangt een klok die stamt uit 1658. De kerk zelf is in 1802 afgebroken, waardoor het schaarse aantal inwoners zich over de kleine boerenweggetjes richting Onderwierum moesten slepen om de dienst bij te wonen.
De overgebleven toren is niet moeilijk te vinden. Het is een vreemd gezicht, zo’n hoge statige toren, midden in de landerijen. Eromheen lopen schapen en kippen, vermoedelijk om het wilde gras kort te houden. Ze staan bovenop eeuwenoude graven en kijken me bevreemd aan. Langzaam fiets ik verder.
Er staan in Westerdijkshorn nog een redelijk paar huizen langs het weggetje, de één nog mooier dan de ander. Dan houdt het opeens op en is er niets meer. Ik fiets parallel aan het Boterdiep, noordwaarts. Om mij heen het mooie, platte groene land, en daarboven een schilderachtige lucht. Een klein fietsbordje wijst me de weg naar Onderwierum, ooit een dorp, nu niets anders meer dan een historische begraafplaats. Ik kijk om mij heen maar zie niets. Geen cluster van huizen, geen wierden, niets. Het bordje wijst richting een weiland met wat bossen. Ik parkeer de fiets en bagger door het gras, waar ik een vriendelijke, loslopende pony passeer. Dan opeens gaat het graspad over in een bruggetje, waarna je opeens midden in het bosje staat. Ik loop door een hekje en opeens ligt daar voor me een kleine wierde. Alleen deze verhoging mocht blijven; de rest van de wierde is na het teloor gaan van het dorp afgegraven. Onleesbare grafstenen, uitsluitend uit 18e en 19e eeuw liggen in een ietwat vreemde volgorde verspreid over het gras. In het midden is niets. Hier stond het kerkje dat in 1840 is afgebroken. Een informatief A4’tje in een plastic mapje ligt onder een kei op een verweerd bankje. Er heerst een vredige rust. Op de grafzerken staan de meest prachtige (familie)wapens afgebeeld, waarbij, vreemd genoeg, veel paarden voorkomen. Het is moeilijk te geloven dat hier eens genoeg mensen woonden om een kerkje te vullen.
Westerdijkshorn en Onderwierum zijn slechts twee voorbeelden van verdwenen dorpen in Groningen. Hoewel de meeste dorpen in onze provincie zijn verdwenen door overstromingen, behoren deze twee tot een andere categorie. Dit zijn de dorpen die vanaf hun stichting al weinig tekenen van levensvatbaarheid toonden. Vanaf de Middeleeuwen was er meestal al sprake van achteruitgang en leegloop. Het kerkje werd te weinig bezocht om te kunnen worden onderhouden en werd als gevolg gesloopt, waarna ook de wierde werd afgegraven om de vruchtbare grond elders te gebruiken.
Ik verlaat het bosje en loop naar mijn fiets. Tijd om weer dichter naar het Boterdiep te gaan.
Wilt u meer lezen over mijn reis langs het Boterdiep? Klik dan hier!
© Sanne Meijer, 2014.