Op de dag dat het Oldambt de onafhankelijkheid uitriep, werden de drost van de stad Groningen en zijn dienaren op bombastische wijze verjaagd uit het gebied. Het Oldambt zette maar liefst driehonderd huursoldaten in. Dat lijkt misschien overdreven tegenover een handjevol mensen, maar als je iets revolutionairs doet, moet je het goed doen, zullen de Oldambtsters gedacht hebben. We gaan terug naar 24 februari 1643.
Wat er aan deze gedenkwaardige dag vooraf ging, was een hevig geschil tussen de stad Groningen en het Oldambt. Dat was op zich niet verwonderlijk, want de politieke situatie in de provincie Groningen in de zestiende en zeventiende eeuw werd gekarakteriseerd door een constante reeks conflicten tussen Stad en de omliggende gebieden. Aan het einde van de zestiende eeuw moesten Stad en Ommelanden samen een provincie vormen, en dat boterde totaal niet. Niet zelden moesten de Staten-Generaal dan ook tussenbeide komen.
In principe oefende de stad de macht uit over de provincie. Een belangrijk twistpunt was dan ook de verdeling van de macht binnen de nieuwe Provinciale Staten. Het Oost-Groningse Oldambt had eigenlijk altijd onder het bestuur van de stad Groningen gestaan. Daar waren de Oldambtsters nooit echt blij mee geweest, maar toen het stadsbestuur hen in 1635 opdroeg om opeens kanalen te gaan graven, was de maat vol. De inwoners kwamen in opstand. Zij benoemden drie vertegenwoordigers die namens het Oldambt beklag moesten gaan doen bij de Staten-Generaal. De bekendste van hen was Sebo Huninga uit Oostwold (en/of Beerta, niet geheel duidelijk).
Onafhankelijk Oldambt en Spoorloze Sebo
Sebo trok door het Oldambt om boeren aan zijn kant te krijgen en zichzelf van hun steun te verzekeren. In 1639 diende Sebo bij de Staten-Generaal zijn aanklacht in tegen de stad Groningen. Geëmotioneerd verklaarde hij dat het Oldambt zich niet langer aan het gezag van de stad wilde onderwerpen, het onrecht niet meer duldde, en dat men zelfs bereid was om bloed te offeren voor dit hogere doel.
Dat was uiteraard niet het nieuws waar de stad op hoopte. De Tiddingaborg, waar Sebo Huninga destijds woonde, werd midden in de nacht omsingeld door gewapende bendes van de stadsdrost, de vertegenwoordiger van de stad in het Oldambt. Maar hoe ze ook zochten, ze konden Sebo niet vinden.
Geïrriteerd door Sebo’s opstandigheid, veroordeelde de Raad van Groningen hem tot de doodstraf. Meermaals werd getracht Sebo te arresteren, maar de stad kreeg hem nooit te pakken. Dit leverde Sebo een haast legendarische status op. De mislukte pogingen om Sebo gevangen te nemen hebben er uiteindelijk toe geleid dat het vonnis werd bijgesteld tot verbanning uit alle gebieden waar de stad Groningen de macht had. Als Sebo hier toch gespot zou worden, zou hij alsnog de doodstraf krijgen.
Inmiddels had het Hof van Holland uitspraak gedaan over het ‘Stad vs. Oldambt’-conflict. Het Hof gaf de stad Groningen gelijk en bepaalde dat de Oldambtsters zich niet tegen de drost mochten verzetten. Die uitspraak riep logischerwijs veel onvrede op in het Oldambt. Stilletjes begonnen de Oost-Groningers zelf met het opzetten van instellingen voor bestuur en rechtspraak. Op 24 februari 1643 waren de Oldambtsters die verdomde stad he-le-maal zat. De drost werd verjaagd – en de onafhankelijkheid uitgeroepen.
Steun vanuit de Ommelanden
De Ommelanden (dit waren grofweg de gebieden ten noorden van de stad Groningen) kwamen ook in opstand tegen de macht van de stad Groningen. Zij leefden mee met het onrecht in het Oldambt en waren van mening dat de stad Groningen niet zomaar iemand kon verbannen. Bovendien namen de Ommelanden de balling Sebo Huninga in bescherming. Door de inmenging van de Ommelanden zag de stad zich ingesloten worden door vijandige gebieden. De Stadjers durfden niet meer naar het Oldambt te komen om orde op zaken te stellen. Eerlijk gezegd waren ze ook beetje onder de indruk van Sebo’s strijdlustigheid; daar waagden zij zich liever niet aan.
De Ommelanden schreven een brief aan de Staten-Generaal in Den Haag waarin ze wezen op de bazige houding van Stad en de kwestie Sebo Huninga. De leden van de Staten-Generaal moeten een diepe zucht hebben geslaakt: dit was de zoveelste keer dat ze zich met die rottige opstootjes in Groningen moesten bemoeien. Al snel kwam men met een uitspraak: de Staten-Generaal zou onze Sebo in bescherming nemen, maar dan wel als alle opstandelingen hun strijdbijlen zouden begraven. In principe werd de stadse soevereiniteit over het Oldambt hiermee hersteld.
Toch heeft het conflict nog een tijdje voort geëmmerd. De Oldambtsters en de Ommelanders lieten het er niet zo makkelijk bij zitten. In 1648 voerden zij zelfs een gewapende aanval uit op de stad. Dat betekent dat de stad zich aan alle kanten moest verdedigen. De affaire werd in 1649 nogmaals voorgelegd aan de Staten-Generaal. Die kozen wederom de kant van de stad Groningen. Hiermee was de kous eindelijk af, en er werd besloten dat de kwestie niet meer opgerakeld mocht worden.
Sebo Huninga overleed in 1661. Hij ligt begraven in de kerk van Beerta en zijn grafsteen is daar nog steeds te zien. Zijn grafschrift luidt:
ICK HEB OP DESER AERD GESTREEDEN
IN GEMACK EN MOEILIKHEDEN
ICK HEB GEYVERT VOOR ’T GEMEEN
NU RUST ICK ONDER DESEN STEEN.
De held van het Oldambt
De naam en legende van Sebo Huninga is na zijn dood tot mythische proporties gegroeid. Oldambtsters hebben zich lang afgevraagd hoe die man toch al die jaren uit handen van de stadse soldaten heeft weten blijven. Jaren later werd het raadsel eindelijk opgelost – Sebo’s geheim werd verklapt: hij liet zijn paarden simpelweg verkeerd beslaan. Door de hoefijzers omgekeerd onder het paard te plaatsen, zette hij iedereen op het verkeerde been. Sebo was dus gewoon thuis als de soldaten dachten dat hij uitgereden was, of omgekeerd. Slimme vent, die Sebo.
Wat kunnen we, afgezien zijn grafsteen, nog terugvinden van deze Sebo? In het hedendaagse Beerta is een mozaïekbankje te vinden dat het verhaal van Sebo Huninga vertelt, en op de plek van de voormalige Tiddingaheerd, de borg waarop Sebo met zijn vrouw Tijade Doedes Tiddinga woonde, staat nu een boerderij genaamd de Huninga Heerd.
Sebo’s verhaal deed nog lang in de rondte. Eeuwenlang heeft men over zijn heldhaftigheid gesproken. Sebo werd de protagonist in een bekend volksverhaal.
Derk Sibolt Hovinga (1909-1990), een Groningstalige dichter, schreef een heldendicht over ‘Sebo Hunengoa’:
Doar ree n ridder biederhaand
Al deur het Woldoldambsterlaand.
In vol gelop dreef e zien peerd,
Op zied haar e zien blaanke sweerd.
Elk dei hom zag dei keek hom noa,
De ridder Sebo Hunengoa.
In ‘t olle loug bie Lesterhoes
Doar ruip e: is de smid in hoes ?
Besloag de houven van mien peerd,
Moar leg de iezers net verkeerd.
Van dei van Grunnen, van de stad,
Dei wazzen op het oorlogspad.
In ‘t vrij Oldambt, en zöchten noa
De ridder Sebo Hunengoa.
De smid, dei sluig dou Sebo’s peerd
De iezers onder – net verkeerd.
Dou ree de ridder biederhaand
Al deur het Woldoldambsterlaand.
In vol gelop dreef e zien peerd,
Op zied haar e zien blaanke sweerd.
Elk dei hom zag dei keek hom noa,
De ridder Sebo Hunengoa.
Dou stadjers kwammen op zien spoor,
Dei zok in ‘t wiede veld verloor
Dou ruipen ze: “Hom noa, Hom noa:
De ridder Sebo Hunengoa”
En juigen deur ‘t Oldambsterlaand
Moar net noar de verkeerde kaant.
Bronnen
Hillinga, H. ”Het bankje van Sebo bij de kerk.” Nazaten de Vries. http://www.nazatendevries.nl/Artikelen%20en%20Colums/Beerta/
Noord, de, B. ”Het volksverhaal: de hoefijzers van Huninga.” Noorderbreedte. http://www.noorderbreedte.nl/themas/kunst_cultuur/het-volksverhaal-de-hoefijzers-van-huninga/
‘t Hart, M. ”Rules and Repertoires: The Revolt of a Farmer’s Republic in the Early-Modern Netherlands.” In: Challenging Authority: The Historical Study of Contentious Politics, eds. M.P. Hanagan, L.P. Moch en W.Ph. Te Brake. Minneapolis: University of Minnesota Press, 1998.
Vries, J., de. Het Verhaal van Groningen. Groningen: REGIO-Projekt uitgevers, 1999.
© Sanne Meijer, 2019
Dit verhaal verscheen eerder in 2016.