Soms kom ik van die verhalen tegen waarvan ik denk: dit kan toch niet waar zijn? Waarom is dit niet bekender? Oldenzijl mag dan een klein dorpje zijn, maar het is groot in precies dát soort verhalen. Verhalen die de Groninger geschiedenis zo fantastisch interessant maken. Zoals het verhaal van eeuwenlang lampengeld innen, voor een lamp die er allang niet meer is.
Lang geleden woonden mensen hier op huiswierden. Deze zelf opgeworpen heuveltjes zorgden ervoor dat bewoners van dit kustgebied -grotendeels- droge voeten konden houden. In de twaalfde eeuw werd één van de eerste zomerdijken in het gebied, de Oldijk, aangelegd – en kwamen die huiswierden binnendijks te liggen. De huiswierden van Oldenzijl maakten opeens deel uit van een dijkdorp. Het dorp wordt voor het eerst genoemd in een archiefstuk uit 1358, als ‘Oldazile’. Tegen die tijd stond er al anderhalve eeuw een kerk in Oldenzijl. Dat deze kerk gewijd was aan St. Nicolaas – beschermheilige van zeevarenden – is goed te begrijpen.
Middeleeuwse kerk
Het is een zonnige nazomer dag als ik mijn fiets parkeer bij het kerkje van Oldenzijl. Aangezien ik in de buurt woon, zie ik het kerkje regelmatig, maar elke keer verbaas ik me weer over de schoonheid van de eenvoud. De kerk staat onder liefhebbers van middeleeuwse kerken bekend als een prachtig voorbeeld van de overgang van romaanse bouwkunst naar romano-gotiek. Teun Juk schrijft in zijn boek De Nicolaaskerk van Oldenzijl: “Met de bouw van deze laatromaanse kerk begint de hoogtijperiode van de middeleeuwse baksteen architectuur in het Groningerland”. Mijn iets minder getrainde oog ziet vooral een lief kerkje prachtig gelegen op een wierde – klein, simpel, oud.
Wat mij ook opvalt: geen kerktoren, maar een dakruiter. Ooit stond er ten zuidwesten van de kerk wél een vrijstaande klokkentoren, maar deze is in 1829 afgebroken. De dertiende-eeuwse klok uit die toren hangt sindsdien in de toren van de bedevaartkerk in Warfhuizen. Het is overigens niet vreemd dat bepaalde onderdelen uit kerken en toren van locatie wisselen. Onlangs werd het kerkje van Oldenzijl zelf verrijkt met het Van Oeckelenorgel uit de afgebroken kerk van Garsthuizen.
Boerderij Iturea
Ik loop de wierde omhoog. Binnen bewonder ik de rijkversierde preekstoel en de achttiende-eeuwse herenbank met daarop de wapens van de families Clant-Alberda. Ik tuur omhoog naar de schitterend beschilderde balken en bewonder de donkere grafzerken in de vloer – sommige ruim 400 jaar oud. Eén grafsteen springt in het oog: die van Mertens Wybes. De steen uit 1682 is nog erg gaaf en de letters goed te lezen. De steen lag jarenlang in het depot van het Groninger Museum en heeft een paar jaar geleden weer een plaatsje gekregen in de kerk van Oldenzijl.
Merten Wybes woonde op de boerderij ‘Iturea’ aan het Baalkjepad in Oldenzijl. De boerderij bestaat nog steeds en ligt naast het balkje (brug) over het schitterende Meedstermaar. Merten Wybens stamde uit een rooms-katholieke familie. Na de reformatie zou de boerderij zelfs als schuilkerk gefungeerd hebben. Met die boerderij is sowieso iets bijzonders aan de hand. In 1664 noteerde de rondtrekkende jezuïetenpater Franciscus Mijleman:
“Tot Oldenzijl was een eeuwelijcke brandende lampe geordonneert ende gefondeert. Noch allen jaere word sekere huusmansplaets aldaer (…) afgehaelt lampegeld.”
Lampengeld
In katholieke tijden verlichtte een zogenaamde godslamp het sacramentshuisje waarin de hostie werd bewaard. Maar om die lamp eeuwig brandend te houden was er olie nodig. De lampolie werd betaald uit de huuropbrengst van een stuk land dat werd gebruikt door de eigenaren van de boerderij Iturea.
Wat nou zo vreemd is aan dit verhaal: in 1664 was de regio allang overgegaan op het protestantse geloof en daarmee was de godslamp uit de kerk verdwenen. Het vuur van de ‘eeuwig’ brandende lamp was gedoofd. Maar volgens het verslag van pater Mijleman – alsook volgens de kerkarchieven – was de inning van het lampengeld gewoon doorgegaan. In de zeventiende, de achttiende, de negentiende en ook de twintigste eeuw. En nu komt ’ie: tot op de dag van betalen de bewoners van de boerderij Iturea lampengeld aan de Nicolaaskerk.
Zoals gezegd was het betalen van lampengeld verbonden aan een perceel dat vroeger deel uitmaakte van die boerderij. Inmiddels behoort dat land tot een andere boerderij, maar de betalingsplicht rust nog steeds bij de bewoners van Iturea. Het jaarlijkse bedrag is eeuwenlang vrijwel niet veranderd, omdat deze deel uitmaakt van de beklemming – een vaste huur. Dat betekent dat de bewoners van Iturea anno 2020 maar liefst een euro per jaar dienen te betalen aan de kerk.
Baalkjepad
Ik besluit over het Baalkjepad terug te fietsen, en werp een steelse blik op boerderij Iturea. Om me heen zijn boeren druk bezig met de aardappeloogst, en ik ruik dat er een eindje verderop uien gerooid worden. Mijn fiets duw ik het bruggetje op, vanwaar je een uitzicht hebt over het omliggende gebied. Het water van het Meedstermaar wordt omzoomd door ritselend riet en gekleurde akkers en vervolmaakt door het niet-aflatende achtergrondgeluid van kwetterende vogels. Vervolgens fiets ik over mijn favoriete fietspad – het slingerende Meedstermaarpad – naar Paapstil en van daar verder naar huis.
Bronnen
Hillenga, M. “Oudlichterij in Oldenzijl”. Levend Erfgoed, klik hier.
Juk, T. De Nicolaaskerk van Oldenzijl. Stichting Uitgaven Noord-Groningen, 2011.
Spakman, M. “Bijzondere grafsteen na ruim 300 jaar terug in Oldenzijl”. Ommelander Courant, 14 april 2014.
https://www.nicolaaskerkoldenzijl.nl/index.htm
© Sanne Meijer, 2020