Zoek je nog een superleuk dagje uit? Zet dan je fiets in de trein of op de auto, en koers richting Nieuweschans voor een verrassend dagje R(h)eiderland. Niet te ver, niet te duur, maar wel in het buitenland – en even helemaal ‘weg’.
Het is warm en heel zonnig, dus knijp ik nog maar eens extra in die tube zonnebrandcrème. Het landschap van het Oldambt vliegt aan mij voorbij terwijl ik door het treinraampje naar buiten kijk. Grote herenboerderijen kijken trots uit over de enorme landerijen. In de verte de dijk. Dan roept de Arriva-stem, in drie talen maar liefst, het volgende station om: Bad Nieuweschans. Tevens het eindpunt van deze trein, voegt ze eraan toe, want die spoorbrug over de Eems is helaas nog steeds kapot. De paar overgebleven treinreizigers wurmen zich langs mijn fiets, die het pad enigszins blokkeert, naar buiten.
Het Nederlandse Reiderland
Nieuweschans heeft een beschermd dorpsgezicht vanwege de vele historische gebouwen die er te vinden zijn, maar het dorp is het natuurlijk het bekendst vanwege het kuuroord Fontana. Naast badende mensen kom je hier ook veel fietsers en wandelaars tegen. Afgezien twee grote landelijke fietsroutes ligt Nieuweschans ook op de Internationale Dollard-route. Ook kom je door Nieuweschans als je de E9-route wandelt, van de Portugese kust naar de Baltische kust (!). Mijn ééndaagse fietsroute is iets minder lang, maar begint ook in Nieuweschans!
Ik vertrek noordwaarts en val gelijk met mijn neus in de boter, want ik zie het Oldambt op z’n best: gouden velden van wuivend koren, zo ver het oog kan zien. Het is waanzinnig mooi, onze Graanrepubliek. Dan kom ik langs Oude Statenzijl, een gehucht waar in 1707 een sluis (= zijl) werd aangelegd in opdracht van het gewest. Deze sluis speelde overigens een belangrijke rol in de verdediging van de oostgrens van de Republiek. Wegens landaanwinning verloor de sluis haar functie. Na de aanleg van de Reiderwolderpolder werd de afwatering overgenomen door een nieuwe sluis bij Nieuwe Statenzijl.
In Nieuwe Statenzijl wuift niet het koren, maar het riet. Midden op de sluis stop ik en kijk om me heen. Aan de zuidkant de prachtige Westerwoldse Aa, vredig kabbelend en glinsterend in de zon. Aan noordkant stroomt woest het water van de Dollard, met aan de overkant de kenmerkende haven van Emden. En er zijn bootjes, en meeuwen, en windvlagen die het water doet rimpelen. Ik loop de dijk af naar het water. Een tripje naar Nieuwe Statenzijl is niet compleet zonder een bezoekje aan de Kiekkaaste, de enige buitendijkse vogelkijkhut in Nederland. Ik heb me nooit gerealiseerd hoe hoog riet eigenlijk kan groeien, totdat ik ertussen loop en niets anders meer kan zien dan de groene rietstengels die als een muur aan weerszijden oprijzen. Ik focus me op het vlonder pad tot plots de Kiekkaaste voor me opduikt. De hut staat op hoge poten, heel statig. Het is vloed. Het water slaat tegen de vlonderplanken. Ik klim naar boven. Vanuit de hut heb je een prachtig uitzicht: over het water, over het riet-doolhof, over de sluis, over het slik. Als je goed kijkt, kun je de meest bijzondere vogels spotten en soms kun je hier zelfs zeehonden en bruinvissen zien.
Het voelt echt alsof je hier aan het einde van de wereld bent. Maar nee, vanaf de sluis ga je een houten hekje door en hop, je bent in een ander deel van de wereld: Suedliches Ostfriesland, zuidelijk Oost-Friesland. Eigenlijk blijf ik in dezelfde streek, alleen is er een landsgrens tussen getrokken. Aan de Nederlandse kant ligt het Reiderland, aan de Duitse kant het Rheiderland. De verdeling van het R(h)eiderland tussen Groningen en Oost-Friesland werd reeds in 1464 geformaliseerd en fungeert, eeuwen later, nog steeds als de grens tussen Duitsland en Nederland.
Een korte geschiedenis van het R(h)eiderland
Het Nederlandse en het Duitse deel van het R(h)eiderland worden gescheiden door de Dollard. Vóór het ontstaan van de Dollard liep de oude kustlijn vanaf de huidige Punt van Reide in een vrijwel rechte lijn naar Emden om daarna door te lopen naar Pogum. Aan de kustlijn lagen voornamelijk wierdedorpen, en meer landinwaarts bestond het R(h)eiderland uit een enorm veengebied met ontginningsnederzettingen. De gouden combinatie van veenontginning, vruchtbare grond en nabijheid van zee bracht overigens snel een grote rijkdom met zich mee. Het R(h)eiderland was in de late middeleeuwen een ontzettend welvarende handelsstreek. Maar Neptunus was het gebied niet goed gezind. In de veertiende, vijftiende en zestiende eeuw staken er allesverwoestende stormvloeden op die grote delen van het R(h)eiderland in de golven deed verdwijnen. Zo ontstond de Dollard. Hele dorpen verdronken. Duizenden mensen en ontelbare veestapels kwamen om het leven. Het is dan ook niet gek dat het stadsbestuur van Groningen de nieuw gevormde zee de naam ‘Dollard’ gaf, als afgeleide van de ‘dolle aard’ van de zee.
Ik ben altijd geïntrigeerd geweest door het verdronken R(h)eiderland. Door het ontstaan van de Dollard en de doorbraken langs de Eems verhuisden minstens zeventien nederzettingen naar hogere gronden en zijn minstens twintig kerspelen, tien tot vijftien kleinere buurtschappen en drie kloosters verloren gegaan. Volgens de overlevering had de plaats Torum zelfs de omvang van een stadje, daarnaast was er een belangrijke markt en woonden er acht goudsmeden. Dat wijst op de rijkdom van het handelsgebied. Of het waar is, dat is natuurlijk de vraag. Verder is er vrijwel niets bekend over die verdwenen plaatsjes.
Het R(h)eiderland is overigens vernoemd naar de Punt van Reide, een schiereilandje dat tussen de Dollard en de Eems ligt. Enkel deze smalle landtong is nog over van wat ooit een brede oeverwal van de Eems was. Ooit was de Punt zo breed dat er twee dorpjes op lagen: Oosterreide en Westerreide. Oosterreide was een belangrijke marktplaats waar, vanwege de strategische ligging, veel handel werd gedreven. Er was tevens een klooster en een borg te vinden. Samen met tweelingdorp Westerreide werd het in de zestiende eeuw opgeslokt door de woeste zee.
In de periode van de zestiende tot en met de negentiende eeuw werden grote delen land door inpoldering weer teruggewonnen op de Dollard. Op deze vruchtbare kleigronden verrezen omvangrijke akkers met graan, waar het gebied zo bekend om is geworden. De Dollard speelt de hoofdrol in mijn fietstocht vandaag.
Het Duitse Rheiderland
Het eerste stuk op Duits grondgebied voert me langs de dijk. Ik fiets 15 kilometer in eenzaamheid, kom geen mens tegen. Ben ik alleen op de wereld? Nee, er zijn wel schapen, bloemen en vogels. Dit is de Heinitzpolder, één van de nieuw gewonnen stukken land op de Dollard. In 1795 werd het gebied ingedijkt en in 1874 drooggelegd. Dit bracht veel werkgelegenheid met zich mee, al was het werk bijzonder zwaar. De onvoorspelbaarheid van de zee hielp ook niet mee. In januari 1877 kwamen hier 35 Italiaanse arbeiders om het leven bij een plotseling opstekende stormvloed.
In de buurt van Ditzumerverlaat klim ik op de dijk en bewonder het grootse uitzicht over het wad. Ik zal er nooit op uitgekeken raken. Waar lagen de nu verdronken dorpen? Zou er nog iets van terug te vinden zijn op de zeebodem?
Een eindje verderop, bij het gehucht Dyksterhusen, is er iets bijzonders te vinden. Op een schiereilandje, bereikbaar via een kilometerlange dijk, bevindt zich een verlaten boorplatform. Niet alleen vormt het boorplatform een schitterend uitkijkpunt, maar je kunt er bij vloed ook zwemmen en surfen. Daarnaast vindt er rond dit schiereiland ieder jaar een sliksleewedstrijd (Kreierrennen) plaats. De slikslee is een haast uitgestorven manier van vissen, die door vissers werd gebruikt om het wad te trotseren.
Het eerste dorpje dat ik na de tocht langs de dijk weer tegen kom, is Pogum. Het wierdedorpje wordt ook wel het ‘Endje der Welt’ genoemd, een treffende bijnaam. De bebouwing ligt pal tegen de dijk. Op het hoogste punt van de wierde ligt de achttiende-eeuwse kerk, waarin zich twee trapezevormige grafstenen uit de elfde eeuw (!) bevinden. Deze grafstenen zijn de oudste in heel Oost-Friesland.
Het volgende dorpje is Ditzum. Na 26 kilometer gefietst te hebben zonder een mens tegen te komen, voelt het alsof ik in een metropool ben beland. Oké, dat is een beetje overdreven, maar er heerst wel een gezellige drukte. Er wonen 700 mensen, maar er zijn vooral veel toeristen. Dat is ook geen wonder, want Ditzum is erg leuk. Het is rond de achtste eeuw ontstaan op een wierde en kent een lange geschiedenis als vissersdorp. Het haventje ligt vol gekleurde kotters en er is een scheepswerf gevestigd. Het ‘centrum’ heeft een aantal schattige huisjes, die versierd worden met bloemen in alle kleuren. Er zijn restaurants, theehuizen en cafés. Mensen komen hier voornamelijk om lekker een vers visje te eten. Ik zet mijn fiets neer en wandel door het dorp. Ik bewonder de kerktoren, die de vorm heeft van een vuurtoren en bijdraagt aan de maritieme sfeer. Daarna bekijk ik de molen en loop naar de sluis, een van de laatste nog werkende oude spuisluizen van Oost-Friesland. Ik eet wat bij een restaurantje en stap dan weer op.
Er volgt een aaneenschakeling van de mooiste en kleinste wierdedorpjes, waar de tijd even stil lijkt te staan. Oldendorp en Nendorp, en dan Hatzum, Critzum, Midlum, Jemgum – het lijkt wel poëzie. Bij Nendorp ligt de Eemskering, een imposante stuwdam. De afstand van de zuidoever en de noordoever, is hier slechts een kilometer. Ik zie witte zeilbootjes, oplichtend in de zon. Aan de overkant van het water dorpjes en kerktorentjes. En verder naar Hatzum, in de middeleeuwen de zetel van de proost van Hatzum/Nes. Onder deze proosdij vielen wel 29 afzonderlijke kerspelen. Een deel hiervan is opgeslokt door de Dollard. Het volgende dorpje, Midlum, is een pareltje. De dertiende-eeuwse kerk heeft een bijzondere middeleeuwse hagioscoop: een opening die lager is geplaatst dan de overige vensters. Dit was bedoeld om kerkbezoekers die niet in de kerk mochten komen, toch een optie te geven om de mis te volgen. Hier in Midlum staat de hagioscoop ook wel bekend als de ‘Lepraspalte’, de opening waar kerkgangers met lepra doorheen mochten kijken. Maar het mooiste aan Midlum is de vrijstaande klokkentoren naar de kerk. Niet alleen is het de oudste toren van Oost-Friesland, maar ook de scheefste toren ter wereld. Met een kantelhoek van 6,74 graden is de toren veel schever als die in Pisa (‘slechts’ 3,97 graden). Vanwege de plompe verhoudingen van de toren in Midlum mag het gebouw echter niet officieel als toren worden aangeduid, waardoor de scheefste toren van de wereld officieel die in Suurhusen is, eveneens in Oost-Friesland.
Bij Jemgum laat ik de kustdorpen los en fiets ik het binnenland in, richting Bunde. Onderweg kom ik, midden in een afgelegen akker, een kleine joodse begraafplaats tegen. Het is een klein terrein omgeven door bomen en normaliter enkel bereikbaar via een smal houten loopbruggetje over het water. De brug hangt jammer genoeg alleen voor de sier nog aan elkaar, en een bordje waarschuwt me enigszins overbodig dat het niet veilig is om het bruggetje te betreden. Ik tuur naar de begraafplaats en tel nog maar dertien grafstenen.
Ik fiets verder en merk dat ik de bewoonde wereld weer achter me heb gelaten. In het binnenland is niets of niemand. Dit is veengebied. Af en toe kom ik een uitgestorven lintdorpje tegen, een vroegere ontginningsnederzetting. De zon zakt en kleurt de lucht in de mooiste kleuren. Zo fiets ik kilometerslang. Dan kom ik in Bunderhee, waar weer bedrijvigheid is. Ik stuit op een werkelijk prachtig gebouw, het Steenhuis Bunderhee, het enige nog bestaande steenhuis van Oost-Friesland. Een steenhuis is een vroege vorm van een borg, het best vergelijkbaar met een soort versterkte boerderij of woonhuis. Volgens de overleving is het steenhuis gebouwd in de Vikingtijd, maar volgens de huidige kennis stamt het gebouw uit de veertiende eeuw. Er hebben veel verschillende hoofdelingenfamilies gewoond. De laatste decennia heeft het steenhuis dienst gedaan als Orgelacademie en later als een kunstatelier. Na een tijd leeg te hebben gestaan, is het gebouw onlangs opgeknapt en zal het dienstdoen als evenementlocatie en expositieruimte. Ik laat de historische sfeer van deze plek op mij inwerken voor ik mijn laatste etappe begin. Via Bunde fiets ik terug naar de grens. Een klein wit bruggetje brengt me terug op Nederlands grondgebied.
In Nieuweschans wacht ik in de ondergaande zon op de trein. Stond ik hier vanochtend nog? Het lijkt alweer een hele tijd geleden, want ik heb zoveel gezien vandaag. Mijn tocht door het land van de verdronken dorpen heeft me in vervoering gebracht. Wat zijn er dichtbij huis toch waanzinnig mooie plekken en bijzondere verhalen te vinden. En hoewel het Duitse en Nederlandse gedeelte van het R(h)eiderland qua landschap, taal en cultuur op elkaar lijken, is het toch anders. Het Duitse Rheiderland voelt voor mij wel echt als ‘anders’ aan; ik merk dat ik in het buitenland ben.
Ik kan het je zeker aanraden. Heb je een dagje vrij en zijn de weersvoorspellingen gunstig? Ga dan zomaar een dagje fietsen in Groningen én in Duitsland. Wat een rijkdom.
© Sanne Meijer, 2017