Het is vandaag exact 321 jaar geleden dat Rudolf de Mepsche werd gedoopt. Een geboortedatum zou misschien wat meer cachet aan de zaak geven, maar helaas – het is niet precies bekend wanneer kleine Rudolf het levenslicht zag. Het volstaat te zeggen dat er rond 15 maart 1695 een Groninger te wereld kwam, wiens naam nog eeuwenlang verbonden zou worden aan de meest gruwelijke verhalen.
Rudolf werd geboren in een reeds beruchte familie. Al ten tijde van zijn geboorte joeg de naam ‘de Mepsche’ menigeen de stuipen op het lijf. Het geslacht behoorde in zowel Groningen als Drenthe tot één van de meest aanzienlijke doch gevreesde families. Zo was één van kleine Rudolf’s voorvaderen Johan de Mepsche: deze engerd had tijdens de Tachtigjarige Oorlog bekendheid verworven als ketterjager.
Rudolf had in principe afstand kunnen nemen van de acties van zijn familieleden en zijn achternaam kunnen zuiveren. Maar nee – Rudolf was vastbesloten zijn gevreesde achternaam eer te aan te doen, en deed er nog net een schepje bovenop.
Als Rudolf rond de twintig is, komt hij in het bezit van de (voormalige) borgen bij Faan en Niekerk. In 1718 trouwde Rudolf met Susanna en samen bewoonden zij de borg Bijma. Tot dan toe was de familie Clant te Zuidhorn het meest invloedrijke geslacht in Het Westerkwartier, en de Clantjes waren dan ook niet blij met de komst van Rudolf.
De jaren daarop focuste Rudolf zich meer en meer op het verwerven van land en in de jaren twintig van de achttiende eeuw werd Rudolf eigenaar van ál het land in Faan en Niekerk. Dat vertaalde zich uiteraard ook in politieke macht: hij werd de belangrijkste jonker uit de omgeving. Daarnaast werd Rudolf benoemd tot een ‘grietman’ in Oosterdeel-Langewold, een deel van het Westerkwartier. Naast dat ‘grietman’ een grappig woord is, heeft het een serieuze lading: een ‘grietman’ was namelijk een soort rechter. Rudolf de Rechter. Daarmee begon de ellende.
Het is in de hoedanigheid van ‘grietman’ dat Rudolf een hoofdrol speelt in een verschrikkelijke episode uit de Groninger geschiedenis: het Monsterproces van ‘t Faan. Hierbij werden 22 jongemannen ter dood veroordeeld.
In de jaren voorafgaand aan het Monsterproces hadden Rudolf en de plaatselijke predikant Henricus Carolinus van Bijler elkaar helemaal gevonden. De streng-calvinistische Van Bijler was de schrijver van het weinig vrolijke boekje ‘’De Helsche Boosheit of de Grouwelijke Sonde der Sodomie’’. Hoewel de exacte invulling van de term ‘sodomie’ toentertijd niet bijzonder eenduidig was, sloeg het gebruik ervan vaak op homoseksualiteit.
In de jaren 1730-1733 werden in Nederland verschillende processen uitgevoerd die betrekking hadden op sodomie, met name in Utrecht. Ongetwijfeld geïnspireerd door deze processen en het boekje van zijn predikant, vatte Rudolf plotseling het idee op dat uitgerekend Oosterdeel-Langewold (of all places) een broeinest zou zijn van sodomie-gevallen.
Tijdens de vervolging werden er meer dan dertig jongens en mannen uit ’t Faan en omstreken opgepakt. Tijdens het Monsterproces werden er 22 ter dood veroordeeld. Daarvan stierven er al twee tijdens het verhoor (het aantal martelingen was niet zuinig). Op 24 september 1731 werden de veroordeelden terechtgesteld en kwamen op gruwelijke wijze om het leven. Onder hen waren jongens van 15 en 16 jaar. Er waren ook nog twee jongens van 14 jaar; omdat zij nog minderjarig waren verdwenen zij voor de rest van hun leven in tuchthuizen.
Van alle mannen in Nederland die de doodstraf kregen vanwege hun vermeende sodomie, kwam dankzij Rudolf een kwart uit Oosterdeel-Langewold.
Het is vanaf het begin hevig betwist of Rudolf daadwerkelijk handelde vanuit religieuze overwegingen. Opvallend veel van de door hem opgepakte mannen waren bekende aanhangers van zijn aartsvijand, de familie Clant. Door deze beschuldigingen verloor Rudolf nogal een groot deel van zijn aanzien in de regio, en verloor hij uiteindelijk ook de steun van zijn naasten. Hij werd op politiek vlak buitengesloten en in 1746 gaat hij dan ook failliet. Toch wist hij het, met behulp van de stadhouder, daarna nog te schoppen tot drost van Westerwolde.
Het Monsterproces van ’t Faan heeft een geweldige impressie achtergelaten in het Westerkwartier: het verhaal van die gruwelijke Rudolf de Mepsche wordt nog steeds verteld.
Omdat men om begrijpelijke redenen weinig sympathie voor Rudolf kan opbrengen, is er af en toe een elementje toegevoegd aan het verhaal. Zo is Rudolf in de volksverhalen opgegeten door wormen of de dood ingejaagd door luizen en vlooien. Helaas is dat allemaal niet waar. In 1754 legde hij het loodje en werd met veel bombarie netjes begraven in de Martinikerk in Groningen.
Bronnen
Flew. ”Het monsterproces van Faan.” Kunst & Cultuur. http://kunst-en-cultuur.infonu.nl/geschiedenis/40476-het-monsterproces-van-faan.html
Onbekend. ”Rudolf de Mepsche.” Historische Kring Zuidhorn. http://www.historischekringzuidhorn.nl/Themas/Bewoning-en-bebouwing/Borgen-en-haar-bewoners/Rudolf-de-Mepsche1.html