Het tijdschrift Noorderbreedte vraagt aan inwoners van Groningen wat zij nou ‘Typisch Gronings’ vinden en wat niet verloren mag gaan bij de versterkings- en verbeteroperaties in het aardbevingsgebied. Ik verzamel voor Noorderbreedte de aspecten van Groningen die op de sociale media het meest genoemd worden (#typischgronings) en schrijf hier een aantal verhalen over. Vandaag deel III: Zucht naar de Zee.
‘De haven van Zoutkamp’, ‘even de dijk op bij Noordpolderzijl’, ‘wadlopen naar Rottumeroog’ en ‘een visje eten in Termunterzijl’ – het is een greep uit de vele reacties op de vraag wat nou Typisch Gronings is.
Het is duidelijk dat veel mensen de nabijheid van de zee en de bijbehorende maritieme sfeer als iets Typisch Gronings beschouwen. En dat is natuurlijk waar – de aanwezigheid van de zee is overal terug te vinden in het landschap van Noord-Groningen, het heeft haar stempel gedrukt op de lokale cultuur en een onuitwisbare invloed uitgeoefend op de levens van de inwoners van het gebied.
Een tijdje terug fietste ik van Lauwerszee tot Dollard tou. Ruim honderd kilometer langs dijken, polders, kustdorpjes, haventjes, boerderijen, molens – met de kop in de wind en het zout op de lippen. Ik leerde over de bijzondere natuur van het Lauwersmeer, ik raakte ontroerd door de schoonheid van het schilderachtige Wad, aanschouwde de indrukwekkende schepen van de Eemsmondig en verwonderde me over de verdwenen dorpen van de Dollard.
De zee heeft dit gebied veel gegeven en veel afgenomen. Het gaf Groningen handel en welvaart. Maar de woeste stormvloeden namen in een oogwenk alles weer af. Het is daarmee een gebied van uitersten. Hier ligt een heel dunne lijn tussen euforie en catastrofe, tussen rijkdom en armoede, tussen liefde en angst. De zee en de mens – sinds mensenheugenis een vurige romance en een harde strijd tegelijk.
Ik zag die ambivalente relatie tussen mens en natuur in de oude dijken, de landaanwinningen, de wierden, de eeuwenoude grafstenen met ankers erop, de kerktorens die dienstdeden als vuurtorens, de weggespoelde dorpen, de zeemeerminnen in volksverhalen. En ik zag het in de mensen. Liefde voor het Wad, angst voor de onvoorspelbaarheid van Neptunus.
Op een ochtend zat ik op de dijk bij de Noordkaap, het noordelijkste stukje vasteland van Nederland. De tijd van dijkdoorbraken en grote overstromingen mag dan misschien voorbij zijn, dacht ik, maar de huidige situatie is allerminst geruststellend. De opwarming van de aarde brengt de seizoenen in de war, verandert de natuur, bedreigt diersoorten, verhoogt de zeespiegel. Ik sloot mijn ogen en hoorde niets dan een oorverdovende stilte, afgewisseld met vogelgeluiden en het gehuil van de wind. Toen ik mijn ogen weer opende zag ik kabbelende golven van diepblauw water, gele zandbanken, een heleboel zeilscheepjes en in de verte de boulevard van het eiland Borkum liggen. Het was een beeld zo mooi, dat het bijna niet waar kon zijn. De ruimte, de zilte lucht, de vele tinten blauw. De buitengewone reflecties van de zonnestralen op het wad. De zee en de horizon die ongemerkt overgaan in lucht.
Dit is mijn Groningen, dacht ik toen.
– Dit verhaal is geschreven in samenwerking met het tijdschrift Noorderbreedte en verscheen op 26 augustus 2017 op de website van Noorderbreedte.
© Sanne Meijer, 2017