zondag 27 september 2015
Vandaag lees je hier het eerste gedeelte van een nieuwe serie verhalen! In deze serie fiets ik langs de Groninger zeedijk van het Lauwersmeer naar de Dollard. Ik ontdek op die manier de Groninger kustlijn en stuit daarbij op mooie plaatsjes en interessante verhalen. Kortom: Van Lauwerszee tot Dollard tou! In dit eerste gedeelte blijf ik echter nog even hangen rondom het startpunt van mijn route: het Lauwersmeer.
Het waait altijd hard bij de haven van Lauwersoog. De vlaggen van de restaurants en bedrijven staan strak, en het water klotst wild tegen de dijk aan. Ik proef zout op mijn lippen. Het is fijn om hier te staan, met mijn fiets aan de hand, uitkijkend over de talloze kleurige vissersbootjes. De haven heeft plek voor wel 150 vissersschepen, die uit Zoutkamp, Urk, Termunterzijl, Noord-Holland, en zelfs Duitsland en Denemarken komen. Die kunnen hier vissen op oesters, schelvissen en platvissen, zoals tong, tarbot en schol. Ik heb goede herinneringen aan Lauwersoog. Toen ik klein was betekende een bezoekje aan Lauwersoog namelijk een dagje op avontuur in de duinen van Schiermonnikoog. In de verte is het Waddeneiland al te zien. Dit keer echter verlaat de veerboot de haven zonder mij. Lauwersoog is voor mij vandaag het startpunt van een ander avontuur: mijn fietstocht langs de Groninger zeedijk. Ik fiets vanaf de Friese grens naar de grens met Duitsland en doe onderweg de meest noordelijk gelegen plaatsjes van onze provincie aan. Met andere woorden: ik ga van Lauwerszee tot Dollard tou.
Terwijl ik de veerboot steeds kleiner zie worden, realiseer ik me dat ik behalve die boot maar heel weinig weet over het Lauwersmeergebied in het algemeen. Normaal gesproken spring ik de bus of auto uit, zo aan boord, zonder eens goed om me heen te kijken. Daar moet verandering in komen, dus besluit ik eerst de Lauwersmeerroute te fietsen. In ongeveer 40 kilometer fiets je om het meer heen, over bewegwijzerde fietspaden. Wegens de weersomstandigheden besluit ik de route tegen de klok in te fietsen: dus van Lauwersoog Friesland in, en dan via Zoutkamp weer terug naar Lauwersoog. Voor de rest van dit verhaal zal ik, zoals een echte Groningse betaamt, het gedeelte in Friesland maar even overslaan (grapje hoor, dit heeft met de lengte van deze tekst te maken) (want eerlijk is eerlijk: noordoost-Friesland is prachtig – bezoek vooral Paesens, Moddergat en Anjum).
Toch is een klein stukje Friesland nodig. Bij Surhuisterveen ontspringt een beekje, dat verderop al snel een rechtgetrokken sloot wordt. Dit watertje heet de Lauwers. Op een gegeven moment komt dit water samen met de Oude Vaart, en zo krijgt de Lauwers de breedte van een rivier. Deze rivier vormt voor een gedeelte de natuurlijke grens tussen Groningen en Friesland. De Lauwers is van oudsher een belangrijk water omdat het niet alleen een geografische grens vormt, maar ook een taalkundige en culturele grens. Vandaar, waarschijnlijk, dat het gehele gebied later ook Lauwersland is genoemd: want als je alleen zou kijken naar de breedte van de wateren die uitmonden in het Lauwersmeer, het vaarverkeer en de economische activiteiten, zou de naam ‘Reitdieperland’ veel logischer zijn geweest. Vergeleken met het Reitdiep mag de Lauwers dan maar een klein stroompje water zijn, maar de culturele en historische waarde ligt bijzonder hoog.
De Lauwers mondde vroeger uit in de Lauwerszee, een baai helemaal aan de noordkust van Nederland die deel uitmaakte van de Waddenzee. De Lauwerszee was ontstaan in de Middeleeuwen en zorgde voor visserij en handel. Echter overstroomden de omliggende gebieden nog wel eens, en werd er al vanaf de zeventiende eeuw nagedacht over indijking en afsluiting van de Lauwerszee. Het bleef slechts bij plannen. Pas na de Watersnoodramp van 1953 werden de plannen een nieuw en serieuzer leven ingeblazen. Bestuurders vonden afsluiting in eerste instantie een te dure optie, en daarom werd ervoor gekozen de dijken enkel te versterken en te verhogen. Met name vanuit de Friese kant van de grens kwam er veel verzet tegen deze beslissing. Met de leus ‘De Lauwerssé moat ticht!’ verzamelde het actiecomité 135.000 handtekeningen en organiseerde het grote manifestaties. De regering ging uiteindelijk overstag, maar stuitte toen weer op onvrede onder de Groningers. Groningers, en met name Zoutkampers, waren juist helemaal niet blij met de afsluiting. Die betekende namelijk dat de Zoutkamper haven en garnalenvloot naar Lauwersoog moesten verhuizen. Toch ging de afsluiting door.
Na de afsluiting was er voor het eerst geen invloed meer van eb en vloed. De nu 9000-hectare grote zand- en slikvlakte lijkt op de Waddenzee als die eb is. Voormalige kwelders, langs de randen van het meer, zijn nu landbouwgronden geworden. Grote delen van de droogstaande zeebodems zijn de eerste decennia aan hun lot overgelaten zodat er veel natuur kon ontstaan. Inmiddels is het water van het Lauwersmeer zoet geworden, waarmee de natuur ook is veranderd. Sinds 2003 is het Lauwersmeergebied een nationaal park.
Enfin, terug naar mijn fietstocht. Het Groningse gedeelte van de Lauwersmeerroute dat ik fiets, bevindt zich dus, zoals ik al schreef, tussen Zoutkamp en Lauwersoog. Misschien lijkt dat maar een klein stukje, toch is er genoeg te beleven. Wanneer ik vanuit Friesland het vaderland weer in fiets (oké nog één Friesland-grapje), ben ik eigenlijk gelijk in Zoutkamp. Zoutkamp ligt nog net in Groningen, maar dus op de grens met Friesland. Bij Zoutkamp komen het Reitdiep, de Lauwers en het Hunsingokanaal bij elkaar, en stromen vervolgens door het Lauwersmeer in. Nu is het dorp een toeristische trekpleister met haar mooie haven, vele restaurants en het zeer aan te raden visserijmuseum – maar vroeger had het dorp hele andere functies: tijdens de Tachtigjarige Oorlog diende het als verdedigingsbolwerk en later als belangrijk vissersdorp. Zoutkamp lag namelijk op een uiterst strategische plek; tot de uitgraving van het Eemskanaal in 1876 was dit de enige toegang tot de stad Groningen vanaf zee. In 1576 werd de schans ‘Soltcampe’ gebouwd, waar het Spaanse garnizoen legerde. Tijdens de Slag om Zoutkamp in oktober 1589 werd dit Spaanse bolwerk veroverd door de geuzen. Er kwamen vooral soldaten te leven, maar er woonde ook een predikant en er was een garnizoenskerkje. De geuzen trokken vanaf hier de Ommelanden in om de katholiekgezinde inwoners een lesje te leren.
In de eeuwen daaropvolgend verwerd Zoutkamp tot een echt vissersdorp. De garnalenvisserij was veruit de belangrijkste sector. In de jaren ’60 werd de Lauwerszee afgesloten en de haven verplaatst naar Lauwersoog, hetgeen betekende dat de karakteristieke garnalenkotters verdwenen uit de haven van Zoutkamp. Toen koningin Juliana naar de afsluiting van de Lauwerszee kwam kijken, hing in Zoutkamp de vlag halfstok. De garnalen werden van oudsher gepeld door huisvrouwen in Zoutkamp, maar na het thuispelverbod van 1990 verschoof dit werk naar andere landen. Ik hoorde van iemand die bij Zoutkamp in de buurt woont dat al het pellen nu gebeurt in Marokko. Dat vond ik erg vreemd om te horen. Marokko? Ik vroeg hoe dit in z’n werk ging. Ongepelde garnalen worden vanuit Zoutkamp naar Spanje gereden, en daar overgeladen in boten naar Marokko. Gepelde garnalen worden dan weer terug vervoerd naar Zoutkamp, waar de laatste bewerkingen plaatsvinden.
Ik ben vaker in Zoutkamp geweest, maar ik blijf het een fijne plek vinden om te komen. Er staan kraampjes die vis en, natuurlijk, garnalen verkopen en er is ook een kraampje aan de haven dat allerlei soorten ijs verkoopt. Het is warm, dus kies ik twee bolletjes ijs uit en eet het op terwijl ik naar de bootjes in het Reitdiep kijk.
Vanuit Zoutkamp fiets ik niemandsland in: er zijn alleen grote hoeveelheden water, vogels, en riet. En straaljagers. De F16’s komen uit Leeuwarden en oefenen vaak boven het Lauwersmeer- en Waddengebied. Het blijft een machtig gezicht, van die zwarte gevaartes daar hoog in de lucht. Geheel in deze militaire stijl kom ik aan bij Marnewaard, een militair oefenterrein. Onderdeel van dit oefenterrein is het dorp Marnehuizen; het grootste militaire oefendorp van Europa. Niet alleen Nederlandse militairen trainen hier, maar het oefendorp wordt ook door buitenlandse strijdkrachten en antiterreureenheden gehuurd. De Willem Lodewijk van Nassaukazerne biedt plaats aan de eenheden die van deze oefenfaciliteiten gebruik maken.
In de jaren ’80 werden de eerste plannen gemaakt voor het ontwikkelen van een ‘ruïnedorp’. In de jaren ’90, naar aanleiding van de Joegoslavische Burgeroorlog, stelde defensie dat militairen moesten kunnen trainen in stadsgevechten. Het dorp telt sindsdien 122 gebouwen, waaronder een aantal huizen, winkels, bank, supermarkt, een gemeentehuis, een tankstation, een aantal loodsen en een ondergronds rioolstelsel. Het dorp Marnehuizen is niet toegankelijk voor de gewone burger, maar het gebied Marnewaard wel.
Toevallig was ik al eens in Marnewaard, ik was toen toeschouwer bij de Nederlandse Club Kampioenschappen wielrennen die daar gehouden werden. Het centrum van alle activiteiten was de Willem Lodewijk van Nassaukazerne. Dat kwam goed uit, want veel nieuwsgierige omwonenden hadden zo eindelijk eens de kans om de boel van dichtbij te zien (het oefendorp Marnehuizen helaas niet). Ik was geen omwonende, maar wel nieuwsgierig, dus ook ik liep een rondje door de gedeeltes van de kazerne die open waren. Ik zag geen militairen, maar wel legerkleurige hemdjes die aan de waslijntjes hingen te wapperen. Het was tenminste iets. De kazerne zelf is overigens een blok beton dat me deed denken aan een Van de Valk-hotel. Toch zal het er niet zo geriefelijk zijn, gok ik.
De kazerne ziet er nu heel anders uit. Er staan geen juichende toeschouwers aan de kant, er fietsen geen wielrenners in felgekleurde pakjes, er racen geen volgauto’s over de weg. Het is er uitgestorven. Dit keer zijn de slagbomen naar beneden.
Ik fiets verder langs wateren met gekke namen: Jaap Deensgat, Vlinderbalg, Nieuwe Robbengat. Er is van alles te zien en te doen voor de natuurliefhebber, met name voor de vogelaar. De meer sportieve toeristen kunnen hier op het Lauwersmeer goed zeilen en surfen. Ik ben noch een vogelaar noch sportief, maar ook ik kan genieten van het Lauwersmeergebied. In de verte ruik ik de geur van vis. Voor ik het weet ben ik bijna weer terug bij mijn beginpunt.
Volgende keer begin ik écht met mijn tocht langs de Groninger zeedijk: dan verlaat ik Lauwersoog en fiets ik in oostelijke richting, door de Westpolder. Ik ben benieuwd wat er allemaal op mijn pad gaat komen.
Bronnen
Boiten, P. (ed) Lauwersland: Verguld hart van het wad. Leeuwarden: Friese Pers/Noordboek, 2011.
http://www.np-lauwersmeer.nl/documents/home.xml?lang=nl
http://www.staatsbosbeheer.nl/natuurgebieden/lauwersmeer
Meer lezen?
Nog niet uitgelezen over mijn tocht langs de Groninger kust? Klik hier!
© Sanne Meijer, 2015.