In mijn verhalenserie ‘Van Lauwerszee tot Dollard tou’ maak ik een fietstocht langs de Groninger zeedijk. Op deze manier ontdek ik beetje bij beetje het Groninger kustgebied en de bijzondere mensen, prachtige plekken en moedige geschiedenisverhalen die daar te vinden zijn. Deze keer fiets ik door de gehuchten van de Emmapolder, passeer ik het jolige Oudeschip en kom ik uiteindelijk aan in het mooie Spijk.
De Emmapolder staat vol windmolens. Ze vormen lange rijen en schitteren in de zon. Pardoes tussen deze witte reuzen bevindt zich een kleine poldermolen. Het is een raar en tegelijk schattig beeld. De poldermolen lijkt als een Calimero te zeggen “zij zijn groot en ik is klein”. Toch staat die molen zijn mannetje, wees maar niet bang. Alleen al vanwege de naam: ‘de Goliath’. De Goliath is één van de bekendste molens van Groningen en de meest noordelijk gelegen molen van het Nederlandse vasteland.
De molen werd in 1897 gebouwd om de Eemspolder te bemalen. Vanaf 1979 werd dit werk overgenomen door een ander gemaal en had de molen geen functie mee. Toch is de molen nog regelmatig in werking en is het een trouwlocatie, dankzij de enthousiaste molenaar die minstens net zo’n begrip in Noord-Groningen is als de molen zelf.
Ik fiets de Emmapolder zuidoostwaarts uit, want ik wil niet naar de Eemshaven. Ik laat ’m mooi liggen in de verte, de gebouwen klein als speelgoed fabriekjes. De Eemshaven wordt omringd door gehuchten met prachtige en tot de verbeelding sprekende namen. Ik passeer ze bijna allemaal. Eerst Heuvelderij, een vreemde gezien het extreem vlakke landschap. Het gehucht is vernoemd naar de familie Heuvel die er woonde. In een kaart uit 1867 staat het gehucht merkwaardig genoeg aangegeven als ‘Mosselderij’. Daarna kom ik langs Koningsoord, waarschijnlijk vernoemd naar koning Willem III. Eén van de boerderijen heet ‘Nassau’.
Vervolgens doe ik Oudeschip aan. Gezien het stipje op de kaart verwachtte ik in eerste instantie niet veel meer dan de omliggende gehuchten. Toch staan er meer huizen in Oudeschip dan ik dacht. Mijn nieuwsgierigheid is aangewakkerd en eenmaal thuis zoek ik meer informatie op. Oudeschip heeft een bijzondere geschiedenis. Omstreeks 1760 gebeurde hier iets spannends: er strandde een groot zeilschip, de Asia. Het schip zou de dijk overgetrokken zijn en als woonhuis gediend hebben. Uiteindelijk was het schip zo oud (vandaar de naam van het dorp) dat het plaats moest maken voor een écht huis. Hierin werd tevens een jeneverkroeg gevestigd. Ook die droeg de naam ‘Het Oude Schip’. Omdat je toch wat moet, zo ver van de rest van de wereld, ging het er uitbundig aan toe. Af en toe legde er een schip met diggel (aardewerk) aan, en dan werden er ‘diggelmarkten’ gehouden. De perfecte gelegenheid om een mooi feestje te bouwen en de jenevervoorraad van het café te plunderen. Aan het einde van de achttiende eeuw maakten de Oudeschipsters het zo kwastig, dat de kerkenraad van Uithuizermeeden aan de bel trok en de markten verbood.
In de tijd van de diggelmarkten bestond Oudeschip uit wat boerenhoeven en een handjevol arbeiderswoningen. Daar kwam in de negentiende eeuw verandering in. Het inwonersaantal groeide en Oudeschip ontwikkelde zich tot een heus dorp. Er kwamen meer huizen, en winkels, en een korenmolen. Er verschenen wel drie basisscholen: een openbare, een gereformeerde en een hervormde. Een kerkje heeft Oudeschip echter nooit gehad: men moest naar het kerkje in het naburige Oosteinde. In de tweede helft van de twintigste eeuw ging het achteruit. De Eemshaven breidde steeds verder uit en veel Oudeschipsters wilden geen industrie in de achtertuin. Er werd gevreesd dat Oudeschip hetzelfde lot stond te wachten als de dorpen in de Oosterhoek. Het inwonersaantal daalde en alle winkels en scholen verdwenen. Sommige huizen werden door de haven opgekocht voor de sloop. De Eemshaven ervoer echter niet de groei die het voorzien had en de uitbreiding bleef vlak voor Oudeschip steken. De dorpskern is er dus nog, maar kijkt nu uit op fabriekspijpen, rookwolken en het nimmer dimmende licht van de Eemshaven.
Ik fiets verder en laat de Eemshaven achter me. Langzaam maak ik de bocht zuidoostwaarts. De Waddenzee maakt plaats voor de Eems. Ook hier spreekt het landschap van verlatenheid en eenzaamheid. Ik kom weer allerlei buurtjes tegen, maar niet echt een dorp. In Oosteinde, waar de Oudeschipsters naar de kerk gingen, stroomt de Groote Tjariet, een mooi watertje. Langs het water bevond zich vroeger een tolhuis waar tegen betaling hutspot gegeten kon worden. Er staat nu een curieus huis die de naam ‘Wortelpot’ draagt. Een eindje verderop ligt het bekende gehucht Nooitgedacht. Zo’n onherbergzame plek, men had nooit gedacht dat daar huizen zouden worden gebouwd. Ik fiets langs de Eems zuidwaarts. Ik kom door Polen, Dekkershuizen, Nieuwstad en Turfkamp. En dan uiteindelijk weer een dorp. Spijk.
Spijk behoort tot de groep van oudste nederzettingen in het Noord-Groninger zeekleigebied. Door de afwisseling van perioden van overstromingen en de meer rustige perioden zijn verschillende wierdengeneraties te onderscheiden. De oudste generaties waartoe Spijk behoort worden gekenmerkt door een radiaire structuur. In het midden van het dorp, als een haast te perfect schoolvoorbeeld, ligt de kerk te midden van een perfect cirkelvormige weg en gracht. In de gracht zwemt een statige, zwarte zwaan. Aan de weg rond de kerk staan vroegere winkelpanden en cafés, de kosterij met de aangebouwde voormalige lagere openbare school en het gebouw van de spaarbank.
Net als zoveel andere nederzettingen in dit gedeelte van Groningen, had Spijk te lijden onder de grillen van de zee. Toch heeft het alles overleefd, terwijl veel andere dorpen zijn verdwenen tijdens overstromingen. Tweemaal is het gehele dorp weggespoeld, op de kerk na. Daarna bouwden de overlevenden wederom dapper een bestaan op en ontstond er langzamerhand weer een dorp.
Het is een verhaaltje dat ik steeds maar weer opnieuw tegenkom op mijn tocht langs de Groninger kust…
Meer lezen?
Nog niet uitgelezen over mijn tocht langs de Groninger kust? Klik hier!