Vroeger verlieten de boerendienstboden op de maandagmorgen die volgende op 12 mei (Ol Maai) hun oude dienst. De zondagavond daarop begon hun nieuwe betrekking. Dat betekende dus een hele week vakantie, wat in die tijd een zeldzaamheid was. Dit werd de ‘Vrijweek’ genoemd. In deze vrije week werden de bloemetjes flink buiten gezet.
Voordat de feestweek kon losbarsten, moesten de koeien op het land staan en de stallen geschrobd, en ook het woonhuis moest grondig gepoetst zijn. Als dat allemaal gebeurd was, ontvingen de boerenknechten hun gehele jaarloon en kon de vrije week beginnen. Uiteraard moest van dat geld de nodige rekeningen aan de winkeliers en de ambachtslui betaald worden. Toch wist men in Groningen zelfs van rekeningen betalen een feestje te maken: de dienstboden werden vaak met (veel) bier onthaald. Daarom dronk men in de Vrijweek vaak ‘schoenmakersbier’ en ‘kleermakersbier’.
Bier was belangrijk in de Vrijweek. En jenever. Of nou ja, alle alcohol dat voorhanden was eigenlijk. Dhr. Onnekes schrijft in 1885: “Gedurende dien tijd slaan zij wel eens erg uit den band, hoewel tegenwoordig niet meer in die mate als vroeger, toen zij zich niet zelden schuldig maakten aan drinkgelagen en ruwe baldadigheden.”
Op de dinsdag in de vrije week trokken de dienstboden (de knechten én de meiden) en masse naar de stad Groningen om de Meikermis te bezoeken. Deze dinsdag stond ook wel bekend als ‘drokke dinsdag’ of ‘dikke dinsdag’.
De Meikermis bestaat dus al heel lang. Sterker nog, de geschiedenis van de bekende Meikermis gaat ruim 500 jaar terug, tot aan het einde van de Middeleeuwen. De kermis begon als een soort jaarmarkt waar kooplui van buiten de stad mochten staan. Die jaarmarkt werd best drukbezocht, dus daar kwamen ook allerlei artiesten op af, zoals clowns, acrobaten en goochelaars. De moderne kermis zoals we die nu kennen ontstond ongeveer 150 jaar geleden, toen de stoommachine zijn intrede deed en er attracties verschenen die op stoom werkten. Denk bijvoorbeeld aan de draaimolen.
De boerenarbeiders hadden een geduchte reputatie op de Meikermis, want volgens Onnekes “laten de stedelingen het terrein aan het landvolk vrij en houden zich zooveel mogelijk binnenshuis.” Dat de boerenarbeiders een flink feestje bouwden op de Meikermis vond de gegoede burgerij maar niets. Zij wilden de kermis het liefst afschaffen, maar onder protest van het volk is dat nooit gelukt. In 1921 stemde de gemeenteraad van Groningen nog voor de afschaffing van de kermis, maar drie weken later, onder de druk van ruim 17.000 protesterende Stadjers, werd het besluit herroepen.
Als de vrije week na alle losbandigheid weer ten einde kwam, begonnen de dienstboden bij hun volgende werkgever. Wel keken de knechten en meiden eventjes de kat uit de boom. Tot twee weken na de indiensttreding hadden zij de tijd hun kledingkist op te halen bij hun vorige werkgever. Als zij ervoor kozen te blijven bij hun nieuwe adresje, werd er door een door twee paarden bespannen veldwagen de kisten opgehaald. Dat was een drukte van belang want alle knechten en meiden gingen mee op de wagen, met de fles onder de arm. Onnekes vertelt: “Bij deze gelegenheid wordt niet zelden een te ruim gebruik gemaakt van sterken drank, waardoor zij in een uitgelaten stemming geraken en door hun jagen en hollen dikwijls de wegen straten onveilig maken.” Om begrijpelijke redenen werd aan het einde van de negentiende eeuw werd door veel landbouwers het gezamenlijke ‘kisthalen’ afgeschaft.
Maar de Meikermis? Die is er nog steeds, tot op de dag van vandaag!
Bronnen
Onnekes, Johs. Zeden, gewoonten en gebruiken in de provincie Groningen. Culemborg: Blom & Olivierse, 1886.
Schreiber, F. Groningse volksgebruiken het hele jaar rond. Ede: Verba, 2005.
© Sanne Meijer, 2018
Dit verhaal verscheen eerder in mei 2016